Preek Paasnacht 2020

usters en broeders,
Deze week – om precies te zijn: op Witte Donderdag – was het exact 75 jaar geleden dat de Duitse theoloog en verzetsman Dietrich Bonhoeffer stierf.

door Jan van Hooydonk. 

Op uitdrukkelijk bevel van Hitler werd hij vlak voor het einde van de oorlog terechtgesteld. ‘Gevangene Bonhoeffer, klaarmaken en meekomen.’ Toen dit bevel klonk, wist Dietrich Bonhoeffer wat dat voor hem betekende. Zijn laatste woorden waren: “Dit is het einde – voor mij het begin van een nieuw leven.”

De laatste woorden van Bonhoeffer vervullen mij met ontzag, ontzag en eerbied voor hem en voor allen die tot op de dag van vandaag zijn lot moeten ondergaan. Deze woorden vervullen me tegelijkertijd ook met huiver. Ik vraag me af: zouden deze woorden, zou deze belijdenis, ooit de mijne kunnen zijn?

Het Paasevangelie zoals opgetekend door de evangelist Matteüs, weet van mijn en onze huiver. Vroeg in de morgen bezoeken de vrouwen – Maria van Magdala en ‘de andere Maria’- het graf van Jezus, zo vertelt de evangelist, “en zie, er geschiedt een groot beven”. Dit beven vervult de vrouwen – en ook ons! – met huiver.

Het beven van de aarde is in het evangelie de aankondiging van een gebeuren dat we niet kunnen vatten of begrijpen. Een gebeuren in ons leven dat een heel groot geheim is. Het is, zo geloven we, het geheim van het leven zelf.

Wellicht hebben we onze idealen 'kaltgestellt' en veilig opgeborgen in een of ander graf

De engel die de steen wegrolt en in al zijn stralende heerlijkheid daarop plaatsneemt, is de vertolker van dit geheim. De eerste reactie op zijn verschijnen is er een van schrik. De eersten over wie verteld wordt dat zij bang worden, zijn de bewakers van het graf. “Van de vrees voor hem (= de engel) béven de bewakers en worden ze als doden”, zegt Matteüs.

Deze zin is niet zonder ironie: kijk nou eens hoe het afloopt met hen die de dode moesten bewaken, ze worden zelf levende lijken. Maar ik beluister in deze woorden ook een waarschuwing: wellicht hebben we, persoonlijk of als samenleving, onze idealen kaltgestellt en veilig opgeborgen in een of ander graf – een graf van wetgeving, conventies, cultuur of zogeheten beschaving. Mocht dat zó zijn, dan zijn we daarmee zelf als doden geworden. Dan leven we nog wel, maar niet echt.

Het graf is leeg. We begrijpen dat dat de bewakers angstig maakt. Maar voor de vrouwen, die natuurlijk ook geschrokken zijn, wordt dit graf tot een teken. Een teken dat voor hen, en ook voor ons, verwijst naar een groot geheim: dat niet de dood het laatste woord heeft, maar het leven.

De aarde beefde en de bewakers beefden van angst. Maar de leerlingen van Jezus hoeven niet langer bang te zijn. De engel zegt het tot de vrouwen, en daarmee ook tot ons: “weest gij niet bevreesd: ik weet immers dat ge Jezus zoekt, de gekruisigde. Hij is niet hier, want hij is opgewekt.”

'Christus is niet in de wereld gekomen opdat wij Hem zouden begrijpen'

Dat Jezus uit de dood is opgewekt – door God, maar dat zegt het evangelie er niet bij… – werkelijk begrijpen kunnen wij dat niet. Maar we hóéven dat volgens Bonhoeffer ook niet te begrijpen. “Christus is niet in de wereld gekomen opdat wij Hem zouden begrijpen,” zo schreef hij, “maar opdat wij ons aan Hem vastklampen, opdat wij ons eenvoudig door Hem laten meeslepen in het ongehoorde gebeuren van de opstanding.”

Dat is wat geloven dus is: niet een verstandelijk begrijpen, maar je toevertrouwen aan een werkelijkheid die ons overstijgt. Deze werkelijkheid is naar gelovige overtuiging werkelijker dan alles wat zich in onze wereld aandient als vaststaande feiten, aandient als alle zo-gaat-en-hoort-het-nu-eenmaal. Deze werkelijkheid is ook een omkering van alle heersende verhoudingen.

Wat zwak was, blijkt sterk te zijn. Machtelozen worden mondig. Kwetsbaarheid blijkt kracht te zijn. Leven overwint de dood. De taal van Pasen is onmiskenbaar de taal van de omkering. In de woorden van Bonhoeffer: “een taal even  bevrijdend en verlossend, als het spreken van Jezus.”

Maria van Magdala en die ‘andere Maria’ hebben zich laten raken door déze werkelijkheid, de werkelijkheid van Pasen. Deze vrouwen zijn volgens het evangelie de eerste geloofsgetuigen. “Snel gaan ze weg van de gedenkplaats, in vreze en grote vreugde”, zo schrijft Matteüs over hen, “zij haasten zich om het (het bericht van Jezus’ opstanding) aan zijn leerlingen te verkondigen.”

Wees ervan overtuigd: iemand zal je tegemoet treden en je groeten met zijn sjaloom

Het geloof van deze vrouwen is uit het gehoor. Het is het goede bericht van de engel dat de vrouwen in beweging zet en hen op weg doet gaan naar anderen die snakken naar goed nieuws. En dan, wanneer de vrouwen eenmaal in beweging zijn gekomen, ontmoeten ze Jezus.

Dat is een opmerkelijk gegeven in het paasverhaal volgens Matteüs: je gaat niet op weg omdat en nadat je eerst Jezus ontmoet hebt, maar je gaat op weg vanwege het goede bericht dat je over hem hebt vernomen. Als je dat doet, mag je er, zoals de vrouwen overkwam, erop vertrouwen dat Jezus je onderweg tegemoet zal komen.

Hoe en waar dat precies zal gebeuren, dat weet je vooraf niet. Maar wees ervan overtuigd, zegt het evangelie, iemand zal je tegemoet treden en je groeten met zijn sjaloom. Hij – of zij: dat kan natuurlijk ook – hij of zij dus zal je, net als de engel, zeggen dat je niet bang hoeft te zijn. En wie weet, zal deze zo met ons vertrouwde vreemdeling, zoals elders in het evangelie wordt verhaald, zijn brood, zijn leven dus, met je delen.

Vannacht, zusters en broeders, worden wij uitgenodigd om in woord en daad op weg te gaan, Jezus tegemoet. De tijd van onze angst is voorbij. Met vreugde belijden wij nu: deze heilige nacht is voor ons “het begin van een nieuw leven”.

De Heer is waarlijk opgestaan! Halleluja!

*

Sluit deze pagina om de viering te vervolgen