it is het verhaal van de geschiedenis van de Dominicanessen van de Heilige Familie te Neerbosch (Nijmegen). Op 24 februari 1848 betrokken twee Dominicanessen van het Liefdegesticht in Rotterdam 'een klein maar net huisje’ dat pater Dominicus van Zeeland voor hen had gehuurd.
Klik hier voor de website van de zusters dominicanessen van Neerbosch.
De pastoor van Neerbosch had hun hulp ingeroepen omdat de kinderen in zijn parochie waren verstoken van onderwijs. De zusters begonnen met lessen in katechismus en handwerken maar al gauw kwamen er lezen en schrijven bij. Zowel het aantal zusters als het aantal leerlingen nam snel toe. Het huisje werd te klein! Gelukkig kon er – dankzij een edelmoedige gift – al snel begonnen worden aan de bouw van een echt klooster met aparte klaslokalen dat in augustus 1850 werd betrokken.
In 1853 volgde de kerkelijke erkenning door Mgr. Zwijsen en legden zeven zusters en twee novicen hun geloften af als leden van de nieuwe congregatie met de naam: Zusters van de H. Dominicus.
Zr. Ludovica Keijser, die samen met een medezuster als eerste in Neerbosch was aangekomen, werd met algemene stemmen tot overste gekozen. In haar aanstellingsbrief wordt voor het eerst vermeld dat de congregatie ‘onder de bescherming der H. Famielje’ is gesteld.
Rosastichting, gebouwd in 1912.
Rosastichting
De jonge congregatie groeide voorspoedig. Drie jaar later waren er al twintig zusters en moest het klooster worden uitgebreid. Een paar jaar later werd de kapel aangebouwd die we nu trots ‘onze kleine kapel’ noemen.
Toch ging niet alles even voorspoedig. In tien jaar tijd overleden elf jonge zusters. Het leven was uitputtend en zwaar, want naast de zogenaamde 3e Regel van de Orde van Sint Dominicus volgden de zusters zoveel mogelijk ook de 2e Regel, die van de monialen. Bij de dagtaak in het onderwijs was dit nauwelijks vol te houden.
Hoewel er regelmatig verzoeken kwamen van pastoors die graag enkele zusters naar hun parochie wilden halen om onderwijs te geven, werd dit – mede omdat het volgen van de 2e Regel dan vrijwel onmogelijk werd – meer dan 30 jaar afgehouden.
Pas in 1882 gingen zes zusters naar een andere plaats: het kloostertje met school dat de pastoor van Laren (N.H.) voor hen gereed had gemaakt. De toepassing van de 2e Regel werd toen verzacht: geen nachtkoor meer. Het duurde tot 1912 voor hij officieel werd afgeschaft.
Het moederhuis
‘Normaalschool’
Het aantal bijhuizen breidde zich snel uit. In 1923 waren het er al elf. De zusters gaven les in het kleuter- en lager onderwijs. Langzamerhand kwamen er verschillende vormen van voortgezet onderwijs bij. Daarnaast werd begonnen met wijkverpleging, bejaardenzorg en de zorg voor voogdijkinderen.
Het aantal zusters bleef groeien en velen van hen werden voorbereid op het geven van onderwijs. Daarvoor werd in 1908 de ‘normaalschool’ opgericht die begon met 5 leerlingen: 2 externen en 3 zusters. Vanaf 1919 was het een officiële kweekschool die helaas in 1936 moest worden opgeheven, omdat er volgens het rijk te veel bijzondere kweekscholen waren.
Hoe vreemd het ook klinkt: enkele jaren later bleek de sluiting ook gunstige aspecten te hebben, want toen de voogdijkinderen uit Middelburg aan het begin van de oorlog moesten evacueren, werden ze met vreugde opgevangen in de vroegere kweekschool.
Naast de entree van de nieuwbouw de stenen van de verschillende 'Huize Rosa's'.
Oorlog en missie
Ook aan andere huizen ging de oorlog niet voorbij en zelfs de Rosastichting, het nieuwe moederhuis dat in 1912 was gebouwd, moest in 1944 ontruimd worden. Het werd achtereenvolgens ‘bewoond’ door de Wehrmacht, door Nijmeegse evacués, het Engelse Rode Kruis en de RAF. Na de oorlog moest er dus heel wat gebeuren om het gebouw weer bewoonbaar te maken. De zusters konden pas in de loop van 1946 terugkeren. In dat jaar werd ook de kweekschool weer in gebruik genomen, die zó goed floreerde dat zo’n tien jaar later een nieuw internaat werd gebouwd.
1931 was een belangrijk jaar voor de congregatie. Drie zusters werden uitgezonden naar Nederlands Oost-Indië om in Tjilatjap (Java) onderwijs te geven. Al gauw vroegen enkele meisjes om lid van de congregatie te worden en in 1935 werd toestemming gegeven voor het oprichten van een eigen noviciaat.
De missie breidde zich uit. In de loop van de jaren trokken steeds meer zusters vanuit Nederland naar ‘de Oost’.
De oorlog ging hier evenmin ongemerkt voorbij. Mede dankzij de goede zorgen van de landseigen zusters overleefden de Nederlandse zusters het Japanse regime en de kamptijd. Een rustperiode in het vaderland hadden ze daarna wel nodig, maar velen van hen keerden na verloop van tijd terug naar Indonesië.
Zowel in Nederland als in Indonesië breidde het aantal nieuwe huizen zich na de oorlog nog steeds uit en namen de zusters nieuwe taken op zich.
01 — 06
Beelden van de nieuwe kapel in Neerbosch.
Jaren zestig
De zestiger jaren zijn een tijd van grote veranderingen. De zusters krijgen meer mogelijkheden om zich naar eigen keuze en bekwaamheid op andere terreinen dan onderwijs en verpleging in te zetten, b.v. in het maatschappelijk en pastoraal werk. Kleine groepjes zusters gaan in een gewoon huis wonen.
In 1967 geeft het congregatiebestuur aan alle zusters toestemming om lekenkleding te dragen. Enkele zusters trekken naar Brazilië om daar hun kennis over te dragen aan de mensen uit het land.
Maar er zijn ook negatieve ontwikkelingen. Terwijl steeds minder jonge vrouwen ‘aan de kloosterpoort kloppen’ treedt een aantal zusters – na een korter of langer kloosterleven – uit. De Rosastichting wordt afgebroken en vervangen door het kloosterbejaardenoord Huize Rosa, waar de eerste zusters rond 1970 hun ‘luxe’ appartement betrekken. Ze moeten wennen aan het feit dat er niet meer alleen ‘eigen’ zusters rondlopen maar dat de verzorging geleidelijk overgaat in lekenhanden.
Catharinahof
In dat jaar wordt ook voor het eerst een klooster opgeheven, n.l. ons oudste bijhuis: Laren. Met de bouw van Catharinahof (in 1981) ontstaat een nieuwe woonvorm: elke zuster heeft haar eigen appartement en hoewel de mogelijkheid en de ruimte voor gezamenlijke activiteiten en vieringen aanwezig zijn, zijn er geen communiteiten.
In Indonesië wordt het aantal Nederlandse zusters steeds kleiner terwijl het aantal Indonesische zusters toeneemt. In 1987 wordt de Indonesische tak zelfstandig als eerste Dominicaanse congregatie in Indonesië met de naam: Suster-suster Santo Dominikus di Indonesia.
Natuurlijk onderhouden we nog steeds zusterlijke contacten met deze jonge congregatie, maar niet alleen met deze vroegere missie! Zowel binnen Nederland als in wereldwijd verband zijn we ons als Dominicaanse congregaties bewust geworden van onze gezamenlijke spiritualiteit. Dat blijkt vooral tijdens de samenkomsten die uitgaan van D.S.I. (Dominican Sisters International, het internationale verband van Dominicaanse congregaties).
Onze congregatie heeft bovendien nieuwe vormen van toebehoren ontwikkeld met name door de mogelijkheid van associatie, waardoor verschillende vrouwen zich met ons hebben verbonden.
Elizabeth van der Wilk o.p.
Dominicanessen van Neerbosch
Dennenstraat 97
6543 JR Nijmegen
tel.: 024 – 377 2275
Algemeen overste: zr Regina Mattens o.p. (contact)
Beelden van de nieuwbouw op Neerbosch, waar nu verschillende religieuzen en andere ouderen wonen. De zusters hebben er hun eigen kapel en gemeenschapsruimte hebben.