ens kwamen de Farizeeën en enkele schriftgeleerden uit Jeruzalem bij Jezus tezamen,
en zagen dat sommige van zijn leerlingen met onreine, dat wil zeggen, ongewassen handen aten.
De Farizeeën immers en al de Joden eten niet zonder zich eerst de handen te hebben gewassen met een handvol water, daar ze vasthouden aan de overlevering van de voorvaderen;
komen ze van de markt, dan eten ze niet, voordat zij zich gereinigd hebben; zo zijn er nog vele andere dingen waaraan ze bij overlevering vasthouden: het afwassen van bekers, kruiken en koperen vaatwerk.
Daarom stelden de Farizeeën en de schriftgeleerden Hem de vraag: &Waarom gedragen uw leerlingen zich niet volgens de overlevering van de voorvaderen, maar eten zij met onreine handen?’
Hij antwoordde hun: &Hoe juist heeft Jesaja over u, huichelaars, geprofeteerd! Zo staat er geschreven: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij.
Zij eren Mij, maar zonder zin, en mensenwet is wat zij leren.
Gij laat het gebod van God varen en houdt vast aan de overlevering van mensen: kruiken en bekers afwassen en meer van dergelijke dingen doet ge.
Daarop riep Hij het volk weer bij zich en sprak tot hen: &Luistert allen naar Mij en wilt verstaan:
niets kan de mens bezoedelen wat van buiten af in hem komt. Maar wat uit de mens komt, dat bezoedelt de mens.
Want uit het binnenste, uit het hart van de mensen, komen boze gedachten, ontucht, diefstal, moord,
echtbreuk, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, godslastering, trots, lichtzinnigheid.
Al die slechte dingen komen uit het binnenste en bezoedelen de mens.’