roeders en zusters, nu is Christus, de hogepriester van het waarachtige heil.
De tent van zijn priesterschap is groter en volmaakter dan het vorig; ze is niet gemaakt
door mensenhanden dat wil zeggen, ze behoort niet behoort tot onze geschapen wereld.
Hij is eens en altijd het hemelse heiligdom binnengegaan, en dan niet met bloed van bokken
en jonge stieren maar met zijn eigen bloed. Zo heeft Hij een eeuwige verlossing verworven.
Want als het lichaam van wie onrein is al wordt gereinigd en geheiligd
wanneer het besprenkeld wordt met het bloed van bokken en stieren
of bestrooid met de as van een jonge koe,
hoeveel te meer zal dan niet het bloed van Christus, die dankzij de eeuwige Geest
zichzelf heeft kunnen opdragen als offer zonder smet, ons geweten reinigen van daden
die tot de dood leiden, en het heiligen voor de dienst aan de levende God?
Zo is hij dan bemiddelaar van een nieuw verbond; Hij is immers gestorven
om ons te verlossen van de overtredingen tegen het eerste verbond.
Nu kunnen allen die geroepen zijn het beloofde eeuwige erfdeel ontvangen.