n die tijd zei Jezus tot de menigte der Joden: Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.’
De Joden geraakten daarover met elkaar in twist en zeiden: &Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?’
Jezus sprak daarop tot hen: &Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u.
Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.
Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank.
Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem.
Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij.
Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals bij de vaderen, die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn: wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.’