n die tijd zei Jezus: Waarmee zal Ik de mensen van dit geslacht vergelijken? Waar lijken ze op?
Ze gelijken op kinderen die op het marktplein zitten en elkaar toeroepen:
Wij hebben voor jullie op de fluit gespeeld en jullie hebt niet gedanst;
wij hebben een treurlied gezongen en jullie hebt niet gehuild.
Immers: Johannes de Doper is gekomen, eet geen brood en drinkt geen wijn
en gij zegt: Hij is van de duivel bezeten!
De Mensenzoon is gekomen, eet en drinkt wel, en gij zegt:
Kijk die gulzigaard en wijndrinker, die vriend van tollenaars en zondaars!
Maar de Wijsheid vindt rechtvaardiging bij al haar kinderen.’