oen Jezus eens alleen aan het bidden was en zijn leerlingen bij Hem kwamen, stelde Hij hun de vraag: &Wie zeggen de mensen, dat Ik ben?’
Zij antwoordden: &Johannes de Doper; anderen zeggen: Elia, en weer anderen: Een van de oude profeten is opgestaan.’
Hierop zeide Hij tot hen: &Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?’ Nu antwoordde Petrus: &De Gezalfde van God.’
Maar Hij verbood hun nadrukkelijk dit aan iemand te zeggen.
&De Mensenzoon,’ zo sprak Hij, &moet veel lijden en door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden verworpen worden, maar na ter dood te zijn gebracht, zal Hij op de derde dag verrijzen.’