n die tijd ging Jezus de berg op en riep tot zich die Hij zelf wilde; en zij kwamen bij Hem.
Hij stelde er twaalf aan om Hem te vergezellen en door Hem uitgezonden te worden om te prediken,
met de macht de duivels uit te drijven.
Hij wees dus deze twaalf aan; aan Simon gaf Hij de naam Petrus;
verder Jakobus de zoon van Zebedeüs en Johannes de broer van Jakobus, aan wie Hij de naam Boanerges gaf, wat betekent: zonen van de donder;
vervolgens Andreas, Filippus, Bartolomeüs, Matteüs, Tomas, Jakobus de zoon van Alfeüs, Taddeüs, Simon de Ijveraar
en Judas Iskariot, die Hem heeft overgeleverd,