n die tijd stonden bij Jezus’ kruis zijn moeder, de zuster van zijn moeder, Maria de vrouw van Klopas en Maria Magdalena.
Toen Jezus zijn moeder zag en naast haar de leerling die Hij liefhad, zei Hij tot zijn moeder: &Vrouw, zie daar uw zoon.’
Vervolgens zei Hij tot de leerling: &Zie daar uw moeder.’ En van dat ogenblik af nam de leerling haar bij zich in huis.
Hierna, wetend dat nu alles was volbracht, zei Jezus, opdat de Schrift vervuld zou worden: &Ik heb dorst.’
Er stond daar een kruik vol zure wijn. Ze doopten er een spons in, staken die op een hysopstengel en brachten die aan zijn mond.
Toen Jezus van de zure wijn genomen had, zei Hij: &Het is volbracht.’ Daarop boog Hij het hoofd en gaf de geest.
Aangezien het voorbereidingsdag was en de Joden niet wilden dat de lichamen op sabbat aan het kruis bleven
‑ het was bovendien een grote sabbat ‑ vroegen zij aan Pilatus verlof de benen van de gekruisigden te breken en hen weg te nemen.
Daarom kwamen de soldaten en sloegen zowel bij de ene als bij de andere die met Jezus was gekruisigd, de benen stuk.
Toen zij echter bij Jezus kwamen en zagen dat Hij reeds dood was, sloegen zij Hem de benen niet stuk,
maar een van de soldaten doorstak zijn zijde met een lans; terstond kwam er bloed en water uit.