oen de leerlingen van Johannes en de Farizeeën eens een vastendag hielden, kwam men Jezus vragen:
&Waarom vasten de leerlingen van Johannes en die van de Farizeeën wel, maar uw leerlingen niet?’
Jezus sprak tot hen: &Kunnen dan de vrienden van de bruidegom vasten, terwijl de bruidegom bij hen is?
Zolang zij de bruidegom in hun midden hebben, kunnen ze niet vasten.
Er zullen echter dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen en dan, in die tijd, zullen ze vasten.
Niemand naait een verstellap van ongekrompen stof op een oud kleed.
Anders trekt het ingezette stuk eraan, het nieuwe aan het oude, en de scheur wordt nog groter.
En niemand doet jonge wijn in oude zakken, anders doet de wijn de zakken bersten
en de wijn gaat verloren met de zakken. Neen, jonge wijn in nieuwe zakken.’