erwijl Jezus eens tot de menigte sprak, kwam er een overste naar Hem toe, wierp zich voor Hem neer en zei:
&Mijn dochter is zo juist gestorven: maar kom haar de hand opleggen, dan zal zij weer levend worden.’
Jezus stond op en ging met hem mee, vergezeld van zijn leerlingen.
Plotseling naderde Hem van achteren een vrouw die al twaalf jaar lang aan vloeiingen leed,
en raakte de zoom van zijn mantel aan.
Want ze zei bij zichzelf: &Als ik alleen maar zijn mantel kan aanraken, zal ik al genezen zijn.’
Maar Jezus keerde zich om, en toen Hij haar zag sprak Hij: &Heb goede moed, dochter,
uw geloof heeft u genezen.’ En vanaf dat ogenblik was de vrouw gezond.
Toen Jezus in het huis van de overste kwam en de fluitspelers en het misbaar makende volk zag, sprak Hij:
&Gaat heen, want het meisje is niet gestorven maar slaapt.’ Doch ze lachten Hem uit.
Toen al dat volk buitengezet was, trad Hij naderbij, greep haar hand en het meisje stond op.
Het verhaal hiervan deed de ronde door heel die streek.