adat Jezus de voeten van zijn leerlingen had gewassen zei Hij tot hen: Voorwaar, voorwaar,
Ik zeg u: een dienaar staat niet boven zijn heer en een gezant niet boven degene die hem gezonden heeft.
Wanneer gij dit beseft: zalig gij als gij er naar handelt.
Ik kan dit niet van u allen zeggen. Ik weet wie Ik heb uitgekozen,
maar het Schriftwoord moet vervuld worden: Die mijn brood eet, heft zijn hiel tegen Mij op.
Nu reeds zeg Ik het u, voordat het gebeurt, opdat gij wanneer het gebeurt, zult geloven dat Ik het ben.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie hem aanvaardt, die Ik zal zenden, aanvaardt Mij,
en wie Mij aanvaardt, aanvaardt Hem, die Mij gezonden heeft.’