n die tijd werd te Jeruzalem het feest van de tempelwijding gevierd. Het was winter,
en Jezus hield zich op in de tempel in de Zuilengang van Salomo.
De Joden kwamen in een kring om Hem heen staan en zeiden tot Hem: &Hoelang houdt Gij ons nog in spanning? Als Gij de Messias zijt, zegt het ons dan ronduit.’
Jezus gaf hun ten antwoord: &Ik heb het u gezegd, maar gij gelooft het niet. De werken die Ik in naam van mijn Vader doe, zij leggen getuigenis over Mij af.
Maar gij gelooft niet, omdat gij niet tot mijn schapen behoort.
Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij.
Ik geef hun eeuwig leven; zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan en niemand zal ze van Mij wegroven.
Mijn Vader immers, die ze Mij gegeven heeft, is groter dan allen; en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven.
Ik en de Vader, Wij zijn één.’