‘Toch klinkt in het oorverdovende lawaai van onze tijd voortdurend die stem: “Wie ben je, mens?”, “Waar is je broer?”, “Waar is je zuster?” Een stem die klinkt van meet af aan.’
‘Deze liefde die vraagt om wilskracht en engagement lijkt een werkwoord, alsof het allemaal uit onszelf moet komen. En dat ìs niet zo, zoals met veel dingen in het leven.’
‘Maar zegt Jezus dus dat wíjzelf gesnoeid moeten worden? Ja, en dat is een hardhandig, heftig beeld. Soms, ergens op de weg van ons leven, worden we behoorlijk teruggesnoeid.’
‘God is in het lichaam, met wonden en al, helemaal in onze stoffelijkheid. Een schandalig idee. Durven wij ons eigen lichaam en elkaar aan te raken met de eerbied en de vreugde dat het van God is?’
Ik ben het zelf! zegt Jezus. Kijk maar. Zie naar mijn handen en voeten, betast mij. Wat brengt Lucas er toe op zo’n lichamelijk wijze over de opstanding van Jezus te spreken?