ijdens Dominicus’ verblijf te Bologna in 1219 zou het broodwonder hebben plaatsgevonden waarvan broeder Buonviso in het heiligverklaringsproces gewag maakte. Kees Brakkee o.p. schrijft over de laatste twee jaar uit het leven van Dominicus, missionaris in hart en ziel.
Dominicus met baard. In de Middeleeuwen het kenmerk van een missionaris. Gewone priesters waren gladgeschoren.
Toen op een vastendag geen brood voorhanden was, ging men op verzoek van Dominicus toch aan tafel. Dominicus bad en daar verschenen twee mannen. De een droeg een mand met brood, de ander een met gedroogde vijgen. Die deelden zij uit. Er was meer dan genoeg voor iedereen.
Eerst de jongsten!
Een dergelijk verhaal vertelt ook zuster Cecilia, maar dat speelt zich enige tijd later af in Rome. De twee mannen zijn dan evident engelen in witte gewaden.
Het charmante in het verhaal is, dat de uitdelende mannen onderaan bij de jongsten beginnen en bij het afhalen bovenaan bij de oudsten. Aldus hadden degenen die het meeste voedsel nodig hadden, ook wat ruimer de tijd om het te nuttigen. Dat is in de orde een traditie gebleven. Die bestond overigens al eerder bij de cisterciënzers!
Eindeloos lopen
Over de werkzaamheden van Dominicus in de jaren 1219 tot en met 1221 zijn wij goed ingelicht. Hij was in die tijd bijzonder actief en pendelde, al lopend, heen en weer van Noord- naar Midden-Italië. Tijdens of na deze inspannende tochten werd hij herhaaldelijk ziek.
Men heeft wel gedacht dat hij in die jaren veel heeft gepreekt tegen de Kathaarse ketterij, die in de noordelijke delen van Italië krachtig aanwezig was, maar die aanname klopt niet. Uit alle gegevens blijkt, dat hij zich nagenoeg uitsluitend heeft beziggehouden met de verduurzaming en de uitbreiding van de orde.
Dat valt af te lezen uit de aantallen aanbevelingsbrieven en bullen die hij van de pauselijke kanselarij wist los te krijgen en uit de talrijke reizen die hij maakte: eind oktober 1219 van Bologna naar Viterbo, op dat moment de residentie van paus Honorius III. Vandaar ging hij naar Rome en in januari 1220 van Rome naar Florence, waar hij preekte en de medebroeders bezocht. In juni was hij in Milaan, in de herfst van dat jaar reisde hij door Lombardije, waar hij de daar gestichte nieuwe kloosters visiteerde en tenslotte begaf hij zich naar Venetië.
Sterven voor het geloof
Ondanks al deze activiteiten bleef Dominicus spelen met de gedachte om het geloof aan de heidenen te gaan verkondigen. Zijn doel was niet alleen de Koemanen, maar het wisselde: de ene keer waren het de Saracenen, dan weer de Pruisen en tenslotte de Balten in het noorden. Het verlangen bleef hem bij tot aan zijn dood.
Dat blijkt ook uit het feit dat hij herhaaldelijk zijn baard liet staan. Geestelijken in de Middeleeuwen waren glad geschoren. De missionarissen onder hen kon men herkennen, doordat zij een baard droegen.
In zijn ijver voor het heil der zielen ging hij nog verder. Hij verlangde, net als zijn Verlosser, als martelaar zijn leven te geven voor dat doel, maar het is er niet van gekomen.
Kees Brakkee o.p.
Overgenomen uit Presenteerblad, het tijdschrift van het rectoraat in Zwolle.