25 Oktober 2009

Tien jaar Dominicaanse Lekengemeenschap

Ga naar overzicht

Deel op:

e Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland (DLN) bestond op 24 oktober 2009 tien jaar en is in die tijd gegroeid van 19 naar 53 leden. Lekendominicaan Jan van Hooydonk schreef een persoonlijke terugblik. 'Het fundament is gelegd.’

Jan van Hooydonk. Foto: Martine Sprangers

In mijn boekenkast staat nog altijd de mooie felicitatiekaart die onze dominicaanse medezusters van ‘Voorschoten’ hebben gegeven aan elk van de negentien mensen die op 24 oktober 1999 als eersten hun professie deden als lid van de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland.

De kaart bevat een tekst uit het evangelie van Johannes (15,16): “Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en rijke vrucht te dragen.” Nu, tien jaar later, kan ik uit de grond van mijn hart zeggen: de tocht tot nu toe is inderdaad meer dan de moeite waard geweest, zij heeft rijke vruchten opgeleverd. Rijke vruchten voor mezelf – dat allereerst – en rijke vruchten binnen het geheel van de dominicaanse beweging.

Identiteit
“Gevraagd naar de zin van het leven vertelt elk mens zijn of haar eigen levensverhaal”, aldus de Hongaarse schrijver György Konrád. Tot mijn levensverhaal behoort dat ik als student in Nijmegen halverwege de jaren ’70 in aanraking kwam met de dominicanen die samen het klooster Albertinum bewoonden. Als ‘vrije vogel’ nam ik intensief deel aan het communiteitsleven.

Ik leerde daar de Orde kennen in haar grootsheid – in de schoonheid van haar kloosters en kerken, de rijkdom van haar liturgie, de warmte van haar broederschap (en later ook van haar zusterschap), de bevrijdende kracht van haar theologische toeleg op de waarheid.

Maar ik leerde in die jaren de Orde ook kennen in haar kleinheid en gebrokenheid – want de communiteit van het Albertinum leefde in een te groot gebouw, werd menigmaal verscheurd door tegengestelde visies op het religieuze leven en liep in menig opzicht op haar laatste benen. Van 1979 tot 1987 maakte ik vervolgens deel uit van de Dominicaanse Gemeenschap aan de Parkstraat te Arnhem (DGA). Die gemengde communiteit – geprofesten en leken, vrouwen en mannen, homo en hetero – is in alle opzichten een leerschool voor het leven geworden waar ik nog dagelijks op teer. De mensen van de DGA zijn mij uitermate lief.

Vervolgens was ik vijf jaar lid van de Dominicaanse Gemeenschap ‘M.-D. Chenu’ in Nijmegen, een tijd van boeiende discussies en wederom nieuwe vriendschappen. Het Albertinum, de DGA en ‘Chenu’ bestaan niet meer. Vanaf 1992 woon ik op mezelf.

Anno 1999 was mijn verhouding tot de dominicaanse beweging het best te beschrijven als ‘believing without belonging’. De Orde inspireerde me nog altijd, ik had veel dominicaanse vrienden, ik geloofde in de Orde, maar hoorde er niet echt bij. Totdat ik op 24 oktober 1999 mijn professie aflegde als lekendominicaan, lid van de DLN. Die daad voelde als thuiskomen. Tot de rijke vruchten van tien jaar DLN reken ik voor mezelf allereerst dat het werkelijke toebehoren tot de Orde mij de taal en een begrippenkader geschonken heeft, waardoor ik mijzelf kan begrijpen. Wie zich toevertrouwt aan de Orde, verwerft daarmee een identiteit. Gevraagd naar de betekenis van mijn leven, antwoord ik: Ik ben een (leken)dominicaan.

Op 24 oktober 1999 spraken 19 mensen zich hun engagement uit en ontstond de DLN.

Gemeenschap
Professie betekent voor mij: ik ben niet langer alleen aan mezelf overgeleverd, ik heb me overgeleverd aan – zoals een oude dominicaanse formule luidt, ‘de barmhartigheid van God en de barmhartigheid van mijn medebroeders en medezusters’. Sommige tijdgenoten vinden zoiets eng en ik geef toe, soms is het dat ook. Maar bovenal ervaar ik de afhankelijkheid waar wij bij onze professie nadrukkelijk voor kiezen, als een bevrijding.

Onze samenleving hecht veel waarde aan persoonlijke autonomie en zelfbeschikking, aan ‘jezelf worden’ en ‘iemand worden’. De traditie van de religieuzen, die ook de onze is, reikt een ander perspectief aan, een andere manier van kijken naar en beleven van identiteit. Het is een manier van kijken en beleven die niet de zelfbeschikking en autonomie van het individu als hoogste waarheid predikt, maar haar vertrekpunt zoekt in de gemeenschap. De gemeenschap maakt mij tot wie ik ben. Met de woorden van de Afrikaanse theoloog John Mbiti: “Ik besta omdat wij bestaan.”

Identiteit en gemeenschap: zie daar twee belangrijke vruchten die tien jaar DLN voor mij hebben opgeleverd. Maar er is meer. De DLN is een gemeenschap die een grote verscheidenheid kent – ook in afzonderlijke professionele en intellectuele kwaliteiten. Soms ervaar ik de verschillen tussen de leden als een rem of als een hindernis. Maar au fond ben ik toch heel blij met die verscheidenheid. We zijn als lid van de DLN elkaars broeder en zuster.

We zijn dat niet op grond van eigen keuze, maar omdat we aan elkaar als broeder en zuster gegeven zijn. Voor ieder geldt immers: “Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u.” Tien jaar leven in de DLN is dan ook tien jaar deel hebben aan een leerschool, waarin ik leer met verschillen om te gaan, het verschil tussen mij en andere mensen niet primair als bedreigend te ervaren maar als een uitdaging en een verrijking.

Die leerschool, zo vermoed ik, zal de DLN ook de komende jaren bezig blijven houden. Ten diepste gaat het hier om het samen doorleven van een uitspraak van Catharina van Siena tot wie God zegt: “Ik had de mensen zonder moeite zo kunnen maken dat iedereen alles had, maar ik gaf er de voorkeur aan verschillende gaven aan verschillende mensen te geven, zodat ze elkaar allemaal nodig zouden hebben.” En zouden leren wat liefde is, mogen we daaraan toevoegen.

Aantrekkingskracht
Tien jaar DLN heeft niet alleen rijke vruchten voor mijzelf opgeleverd, maar ook, zo is mijn overtuiging, rijke vruchten voor de dominicaanse beweging als geheel. Ik denk dan allereerst aan het feit dat de DLN in tien jaar gegroeid is van 19 naar 53 geprofeste leden. Daarbij gaat het mij niet zozeer om dat aantal op zich, maar wel om het feit dat het dominicaanse ideaal zoals wij dat binnen de DLN beleven, kennelijk wervend is.

Begon de DLN als een verzamelbekken van hoofdzakelijk mensen die bekend waren met dominicanen en dominicanessen, hun kloosters, projecten en kapellen, anno 2009 trekt de gemeenschap in toenemende mate nieuwe leden die deze bekendheid niet hebben. Zij komen vaak uit plaatsen waar van dominicaanse aanwezigheid geen sprake is. Sommigen van hen zijn protestant. De nieuwe leden hebben de DLN soms langs wonderlijke wegen gevonden – digitale wegen vaak (zonder website is religieus leven ondenkbaar geworden).

Tien jaar na haar start blijkt de DLN een eigen aantrekkingskracht ontwikkeld te hebben. Nieuwe, geëngageerde mensen komen de gelederen uit onverwachte hoek versterken. Op geheel eigen wijze blijken ook zij hun identiteit te vinden in een leven als lekendominicaan. Dat mogen we toch wel een rijke vrucht van tien jaar DLN noemen. Waarmee meteen een uitdaging is geformuleerd. De uitdaging om ons als DLN bekend te maken aan en open te stellen voor mensen die zoeken naar waarachtig religieus en dominicaans leven. De DLN heeft wat te bieden: ‘believing and belonging’.

Zending
Waarachtig dominicaans leven houdt zeker ook in: deelnemen aan de zending van de Orde. Op velerlei wijze leiden lekendominicanen een verkondigend leven. Allereerst natuurlijk op de plaatsen waar zij wonen en werken en te midden van de mensen met wie zij wonen en werken. Dat God naar mensen omziet, dat liefde uiteindelijk sterker is dan de dood, dat kwetsbaarheid en compassie deugden van de hoogste orde zijn, dat het zin heeft je in te zetten voor meer gerechtigheid en vrede in onze wereld: de blijde boodschap die het Evangelie is, maken lekendominicanen zichtbaar in het leven met hun partner en kinderen, in de vriendschap met mensen, in het schoollokaal, het redactiekantoor, de regelkamer, het laboratorium, de bibliotheek, de sociale werkplaats, het adviesbureau, de parochie of welke plaats ook maar waar ze werken.

Ze dragen deze blijde boodschap uit in preken, publicaties, diakonale activiteiten en zorg. (Ikzelf werk als hoofdredacteur van het oecumenische opinieblad VolZin en preek binnen het Oecumenisch City Pastoraat in Nijmegen). Ook zijn veel lekendominicanen – als huisgenoot, medewerker, parochiaan, musicus, koster, bestuurslid, redacteur, enzovoorts – nauw betrokken bij de zogeheten dominicaanse projecten, bij kloosters en dominicaanse geloofsgemeenschappen, veelal in nauwe samenwerking met broeders en zusters uit andere dominicaanse geledingen.

De intensieve deelname aan de zending van de Orde ’tot heil van de zielen’ is zonder meer een rijke vrucht van tien jaar DLN. Horend of lezend wat sommige medebroeders en -zusters van de DLN op het terrein van de zending doen, voel ik me vaak maar een kleine jongen. En tegelijkertijd voel ik me trots bij hen te mogen horen. In een variatie op het Evangelie: ‘ik dank u, Heer, dat ik ben zoals hij of zij… ‘

Fundament gelegd
Als dominicanen zijn we lid van een bedelorde. We leven van wat we ontvangen hebben. De afgelopen tien jaar heb ik als lekendominicaan en hebben wij als DLN rijke vruchten ontvangen. Het was waarlijk een gezegende tijd. Wat deze tijd ons geleerd heeft, is zeker ook dat een ‘institutie’ als de DLN, inclusief haar statuten, regels en rituelen, essentieel is voor de ontplooiing van ons eigen religieuze leven én voor de voortgang van de dominicaanse zending. Dankzij de oprichting van de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland zijn we als lekendominicanen de vrijblijvendheid voorbij.

Intussen gaat de tijd voort en onze professie is er een voor het leven. Niemand kan zeggen hoe de DLN er over pakweg tien of twintig jaar zal uitzien. Stellig zullen er nieuwe, nog onbekende uitdagingen op onze weg komen. Zullen we die aankunnen? In ieder geval is het fundament gelegd. En voor het overige geldt: ook in de toekomst blijven wij aangewezen op de barmhartigheid van God en van elkaar.