e dominicanen gelden als de bedenkers en bewaarders van de rozenkrans. Een gebed dat in Nederland voor velen heeft afgedaan. Ten onrechte, vindt pater Baltasar Hendriks o.p. 'Het is een meditatief gebed, waar je samen stil van kunt worden.’
Pater Baltasar Hendriks o.p. (foto) werkte vele jaren in Latijns-Amerika, waar het rozenkransgebed vaker wordt gebeden dan in Nederland. Uit liefde voor dit zeer oude gebed maakte hij een studie van de geschiedenis en de spiritualiteit ervan. ‘Het is een bijzondere manier om ons dagelijks leven te verbinden met ons geloof’, vindt hij.
Hoe oud is het rozenkransgebed?
‘In het oude verbond bestond al een herhalingsgebed als lofprijzing, dank- en smeekgebed. Jezus en de eerste apostelen kenden dat gebed, het zogenaamde Psalterium van David. In de eerste eeuwen van het christendom ontstond het koorgebed voor monniken en priesters. Dat werd voor de gewone mensen steeds moeilijker te begrijpen en werd bovendien in het Latijn gebeden en gezongen met voor leken steeds moeilijker uit te voeren Gregoriaans.
Op zoek naar een eigen gebed, dat ook een lofprijzing, dank- en smeekgebed bevatte, ontstond eerst het Psalterium van het Onze Vader. In de twaalfde eeuw werd het Weesgegroet toegevoegd, dat nog wat later centraal zou komen te staan. Dit gebed werd vooral gebeden door religieuze broeders en broederschappen: door leken dus. Het heette toen Psalterium van Maria, ook onze stichter Dominicus kende dat zo.’
Had het gebed dat Dominicus kende al de huidige vorm?
‘Het Weesgegroet bestond toen alleen uit het eerste, bijbelse gedeelte: de groeten van Gabriel en Elizabeth. Pas in 1569 gaf de dominicaanse paus Pius V het Weesgegroet de huidige vorm door er de kerkelijke smeekbede “Heilige Maria, Moeder van God …” aan toe te voegen. In de eeuw daarvoor was het gebruik opgekomen om het gebed te onderbreken door gebeurtenissen uit het leven van Jezus te overwegen.’
Dus Dominicus is niet de stichter?
‘Dat is curieus gelopen. De Duitse kartuizermonnik Dominicus Helion (1384-1460) bedacht vijftig formules als samenvatting van het leven van Jezus. De dominicaanse bisschop Johan del Monte keurde deze praktijk goed, maar ondertekende zijn goedkeuring met alleen zijn voornaam Dominicus.
Alanus van der Clip (1428-1475), de grootste bevorderaar van de Rozenkrans in de Lage Landen, dacht in zijn enthousiasme dat de Heilige Dominicus de bedenker was. Dat kwam ook goed uit, want zo kreeg het gebed een officiële kerkelijke status.
Maria geeft Dominicus de rozenkrans, een wijd verspreidde verbeelding van de dominicaanse Mariadevotie. Altaarstuk in de Dominicuskerk Nijmegen.
En al die afbeeldingen waar Maria de Rozenkrans geeft aan Dominicus?
‘Soms staat ook Catherina van Siena erbij. Met die afbeeldingen wordt vooral gezegd dat de verspreiding van de Rozenkrans verbonden is met de dominicaanse familie. Er bestaan overigens ook afbeeldingen waar Maria de rozenkrans geeft aan Franciscus van Assisi en zelfs aan Ignatius van Loyola.’
Heeft het gebed steeds dezelfde teneur gehad?
‘In de loop der tijd werd het minder een lofprijzing en werd het steeds meer een “bidden voor”, vanwege de uitbreiding van het Weesgegroet. Daarmee kwam ook het meditatieve karakter ervan onder druk te staan en dat is jammer. Niet voor niets kent men in veel religieuze tradities het bidden van een vaak herhaald gebed. Je wordt er stil van, komt tot rust.
De Rozenkrans verbindt ons geloof met alle mooie, blije en droevige momenten in ons leven, door de overweging van de geheimen. En bovendien heeft het ook een catechetische functie: je kunt er geloofskennis mee overdragen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de predikbroeders het vaak als zodanig hebben gebruikt in Azië en Latijns-Amerika, zoals Dominicus in zijn preken aansloot bij de volksdevotie van het psalterium van Maria.’
Hoe zou het gebed nu nog gebeden kunnen worden?
‘Het wordt al gebeden, op veel plaatsen. Ik word geregeld gevraagd over de Rozenkrans te komen vertellen, en weet dat er op veel plaatsen kleine groepen zijn die graag af en toe samenkomen om te bidden.
Mensen die denken dat het gebed heeft afgedaan, benaderen het vaak wat al te dogmatisch, alsof je het altijd op dezelfde manier zou moeten bidden. Je kunt ook eens stilstaan bij de zogenaamde “geheimen van het licht” of bij de “geheimen van de Heilige Geest” in de Bijbel en onder ons. Zo kun je van het Rozenkransgebed een korte viering maken van pakweg een kwartier per “tientje”, met Bijbellezing, stilte, eventueel een gezongen Onze Vader. Heel simpel, maar heel prettig om te doen – en heel anders dan het afraffelen zoals sommigen het Rozenkransgebed kennen uit hun jeugd.’