uster Catharina Al studeert een paar maanden in Rome en bezoekt bijzondere plekken, zoals de eerste dominicaanse kloostergemeenschap in de eeuwige stad.
door zr. Catharina Al OP
Een studieverblijf van drie maanden in Rome geeft me de gelegenheid Italiaans te leren en mijn studie op de teksten van de H. Catharina van Siena te verdiepen in het studiecentrum dat hiervoor is opgericht.
Ook kan ik duiken in de rijke geschiedenis van het katholieke geloof. Elk weekend trek ik erop uit om de kerken en de schatten van Rome te bekijken.
Zo wilde ik graag een reliek van de hand van Catharina bezoeken, dat zich in het klooster van de slotzusters Dominicanessen SS. Dominico e Sisto in Santa Maria del Rosario op de Monte Mario bevindt.
Op de website had ik al het verslag van de roeping van twee jonge zusters gelezen, een ervan heet ook sr. M. Caterina, en zij deed voor mij de deur open. Ik kwam er een mooie kerk binnen, helemaal in dominicaanse stijl.
Catharina's lichaam ligt in Rome, haar schedel en een vinger in Siena, haar linkervoet in Venetië
In de loop der tijd zijn er delen van Catharina’s lichaam naar verschillende plekken vervoerd om ook gelovigen van elders de gelegenheid te geven haar te vereren. Ze werd begraven in Rome, op het kerkhof van Santa Maria sopra Minerva en haar lichaam wordt nog steeds bewaard in die basiliek.
Maar al een jaar na haar dood, in 1381, werd haar schedel als relikwie naar Siena gebracht, en in 1385 werd die plechtig vereerd en in processie naar de basiliek van San Domenico gedragen, waar hij nog steeds is.
In diezelfde basiliek wordt een vinger van Catharina bewaard: met die relikwie wordt op de middag van de zondag waarop het internationale feest ter ere van de heilige wordt gehouden, een zegen gegeven aan Italië en de strijdkrachten.
Kapel in het klooster van Dominicus en Sixtus in Rome. De ster in de grond is ook het beeldmerk van de dominicanessen van Neerbosch.
Haar linkervoet wordt bewaard in Venetië in de kerk van de HH. Johannes en Paulus. Een rib was aanwezig in de kathedraal van Siena: deze werd echter geschonken aan het heiligdom van de heilige Catharina in Astenet, België, dat in 1985 werd gebouwd in opdracht van toegewijden uit dat land.
Maar de linkerhand van Catharina, die het teken van de stigmata draagt, werd van het lichaam verwijderd tijdens de opening van de urn in 1487. Dit werd gedaan door Fra Gioacchino Torriani OP, generaal van de Orde, die het schonk aan de dominicaanse zusters van de Congregatie van Sint-Dominicus en Sint-Sixtus.
Van deze verhuizing wordt melding gemaakt in de kroniek van het klooster. Zowel op deze hand als op de voet in Venetië zijn de stigmata te zien, die zij in Pisa ontvangen had, al biddend voor een kruisbeeld.
Catharina van Siena ontvangt de stigmata in Pisa
Nu volgt nog wat meer geschiedenis over deze eerste gemeenschap van slotzusters, genomen en wat aangepast uit een artikel van de Osservatore Romano uit 2010. Het klooster heeft namelijk nog een bijzonder oud Maria-icoon, toegeschreven aan de H. apostel Lucas.
Nog geen honderd jaar zijn verstreken sinds de dag dat het eerste dominicaanse klooster van Italië werd verplaatst naar Monte Mario in Rome. Het was op 14 augustus 1931 toen de monialen die in het klooster van de heilige Dominicus en Sixtus op de Quirinaal woonden, een permanent onderkomen vonden in de voormalige parochie van Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans.
De oorsprong van het klooster gaat niet minder terug dan tot de tijd van de prediking van de heilige Dominicus. Hij was het zelf die het stichtte, op 28 februari 1221, enkele maanden voor zijn dood.
De heilige uit Guzmán had van Honorius III de opdracht gekregen zich bezig te houden met de hervorming van de Romeinse zusters, die tot dan toe vrijgesteld waren van clausura en geen regel hadden. Dominicus verzamelde in het klooster van Sint-Sixtus, later Sint-Sixtus de Oudere genoemd – gelegen aan het begin van de Via Appia Antica – zusters van verschillende gemeenschappen en vertrouwde hen een regel met strikt slot toe.
Onder de in San Sisto verzamelde zusters waren die van het nabijgelegen klooster van Santa Maria in Tempulo, die de icoon van de Maagd Haghiosoritissa bewaarden, wat letterlijk ‘Madonna van de heilige urn’ betekent: het is een afbeelding van de Maagd biddend zonder het Kind, voorgesteld als smekeling of middelares.
Het beeld was in de negende eeuw door enkele Griekse nonnen van Constantinopel naar Rome gebracht, om het te redden van de beeldenstorm.
De icoon werd waarschijnlijk in de eerste eeuwen van het christendom geschilderd en bevond zich mogelijk in de oudste kerk die boven het graf van Maria in Jeruzalem werd gebouwd. Van hieruit werd het in de jaren 438-439 door keizerin Eudokia overgebracht naar Constantinopel.
Fragment van de icoon
Het beeld is 71,5 cm hoog en 42,4 cm breed. De Madonna is geschilderd op een lindehouten paneel met een vergulde achtergrond. De Acheropitische icoon is gebaseerd op het origineel uit de basiliek van Calchopratia. In de loop der eeuwen werd het meerdere malen gerestaureerd en geretoucheerd, zodanig dat de oorspronkelijke kleuren en vormen werden bedekt.
In 1961 voerde professor Carlo Bertelli een restauratie uit, waarbij de kleuren weer hun oorspronkelijke pracht terugkregen. Na deze ingreep kon worden vastgesteld dat de icoon het prototype is van bijna alle Haghiosoritisse in Rome, zelfs die van de Aracoeli, waarvan men dacht dat het de eerste was.
Het Byzantijnse karakter van het kruisvormige encolpion, of Griekse kruis, op de borst, met de inscriptie ic xc nika is een aanwijzing, zo niet voor de oorsprong, dan toch voor de sterk Griekse omgeving van zijn ontstaan.
'Translatio': Overbrenging van de icoon door Dominicus
In de nacht van 28 februari 1221 droeg Sint-Dominicus de vereerde icoon in processie naar het klooster van Sint-Sixtus, waar het 354 jaar bleef. Zelfs niet tijdens de plundering van Rome in 1527 – toen de zusters hun toevlucht moesten zoeken in het paleis van kardinaal Colonna – verliet de icoon het klooster. Het werd intact teruggevonden onder de muren, hoewel het gebouw was verwoest en geplunderd.
In 1575 moesten de nonnen het klooster echter verlaten vanwege malaria, die elk jaar slachtoffers eiste, en vestigden zich in het klooster van de heiligen Dominicus en Sixtus in Magnanapoli, vlakbij de Quirinal, waar nu de Pauselijke Universiteit van Sint Thomas van Aquino is gevestigd.
Maar de wederwaardigheden van de gemeenschap hielden niet op. In 1871 confisqueerde de Italiaanse regering het klooster en mochten de nonnen in een aangrenzend huisje blijven wonen.
Het klooster van Dominicus en Sixtus
In 1928 besloot de regering het gebouw te verkopen, zozeer zelfs dat paus Pius XI, toen hij hiervan hoorde, de toenmalige Magister van de Orde van Predikbroeders, Garcia de Paredes, adviseerde het pand, dat rijk is aan historische herinneringen, te kopen om het te redden van speculatie.
Mussolini gaf het gebouw en de aangrenzende kerk af, nadat hij de verzekering had gekregen dat de orde voor de huisvesting van de zusters zou zorgen. Dit bleef zo tot 1931, toen de gemeenschap opnieuw moest verhuizen. De gebouwen van de dominicaanse parochie van Monte Mario werden gekozen als onderkomen, nadat Tullio Passarelli een nieuwe vleugel had aangepast.
Er is een feestdag die de gemeenschap zeer dierbaar is, namelijk die van de translatio van de Maria-icoon, die op 27 juni wordt gevierd. Bij pontificale concessie van 15 mei 1644 zingen de nonnen tijdens de metten de Legende over de oorsprong en de omzwervingen van het beeld.
De legende vertelt dat het beeld op wonderbaarlijke wijze vorm kreeg
Dit is een verhaal uit de elfde eeuw, dat vertelt hoe de apostelen na de verrijzenis van Christus besloten de evangelist Lucas een schilderij van de Maagd Maria te laten maken. De legende vertelt dat nog voordat de apostel zijn hand op de kleuren legde, nadat hij haar gelaatstrekken had getekend, het beeld op wonderbaarlijke wijze vorm kreeg, zodat het werk niet als menselijke inspanning maar als uitdrukking van Gods deugd zou verschijnen.
Het klooster is de orde van de predikers ook dierbaar om nog andere bijzonderheden: het bewaart talrijke relikwieën, waaronder een deel van de schedel van de heilige Dominicus, zijn brevier, het scheenbeen van de heilige Thomas van Aquino, fragmenten van het lichaam van de heilige Petrus van Verona en enige correspondentie tussen de zalige Jordanus van Saksen en de zalige Diana van Andalò.
Zr. M. Catharina Al OP