En we beseffen dat alles wat we tot nu toe hebben gedaan niets meer is dan een weigering om te sterven.’
‘(…) Je weet dat de kerk een synodaal proces doormaakt. Dat is geen opiniepeiling om te kijken welke beslissingen de kerk weer populair zouden maken in de samenleving, maar een zoektocht naar manieren om eerlijk te spreken in een organisatie die de afgelopen jaren getroffen is door schandalen, doofpotten en allerlei ontkenningen.
Het streven naar een eerlijk gesprek klinkt sympathiek, maar kan ook als een bedreiging worden ervaren. Hoe kun je me vragen om in het openbaar te spreken over de diepste wonden in mijn ziel, vanwege de manier waarop de kerk mij heeft behandeld? Of hoe kun je me vragen om open te spreken over de nachten waarin ik me alleen voelde tijdens het bidden en niemand leek te komen om me te troosten?
(…) Hoe pijnlijk ook, we klampen ons aan vast aan onze wonden. We gebruiken ze als een schild om ons te beschermen. Op een vreemde manier worden ze als aardse schatten die we bewaren om de kerk en God op veilige afstand te houden, zodat we een gemakkelijk kunnen leven kunnen leiden.
En dan horen we vandaag plotseling de woorden van Sint-Paulus: “…want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God” (Kol. 3:3).
En we beseffen dat alles wat we tot nu toe hebben gedaan niets meer is dan een weigering om te sterven – een weigering om onze doopverplichting op zich te nemen. Het “ik” dat zichzelf beschermt tegen de wereld, tegen de kerk; het “ik” dat zich stort in juridische geschillen of schatten wil vergaren om een rustig leven te leiden, is de oude Adam, de oude Eva, zondig, afgesneden van God.’
Deel van de bijdrage van 31 juli van dominicaan Richard Steenvoorde in zijn ‘Dominican Dispatches’. Lees hier de hele tekst (Engels), schrijf je hier in voor de e-maildienst.