ij de kleine historische uitgeverij Panchaud verscheen een bundel met brieven en berichten van Nederlanders op Curaçao, tussen 1910 en 1930. Onder hen ook een rauwe en openhartige dominicaanse columnist.
Auteur Peter Frederiks laat in dit boek zes passanten aan het woord: twee echtparen, een zuster van Schijndel en een pater dominicaan.
‘Mag ik eens vierkant mijn opinie geven?’ Zo begint de dominicaan, Jan Paul Delgeur, een van zijn Ditjes en datjes in de wekelijks verschijnende Nederlandstalige krant Amigoe di Curaçao. De teksten, wij zouden het columns noemen, verschenen tussen 1912 en 1928 op het onderste deel van de voorpagina van de krant.
De teksten waren ondertekend met ‘Jan Paul’. Ze hebben niets vrooms of vormelijks, vrijwel voortdurend geeft deze missionaris vierkant zijn mening. Hij had het ook in onze tijd als columnist prima gedaan, want hij schuwt ronde taal en pittige meningen niet. Lees bijvoorbeeld hoe hij de nachtelijke danspartijen van de zwarte bevolking hekelt: ‘Een man lang, gespierd, bezweet staat te beuken op ‘n ton met ‘n gespannen vel. Twee, drie paren staan met verhitte passievolle grijnsgezichten huppelend tegenover mekaar hun gore lijven in allerlei bochten te wringen.’
De dronken danspartijen zijn hem zo’n doorn in het oog dat hij op een nacht zijn paard zadelt en met zijn karwats de dronken feestelingen naar hun hutten jaagt. Hij beschrijft het kleurrijk in de krant. Soms moet je opvoeden met harde hand, vindt hij. Op andere momenten geeft hij blijk van een zachtere betrokkenheid bij de mensen van het eiland, maar zonder enige sentimentaliteit.
Jan Paul Delgeur o.p. (1869-1931)
Pater Jan Paul Delgeur werkte tientallen jaren op Curaçao, vooral op het arme deel van het eiland. Hij bestierde de Sint Willibrordus, een prachtig kerkgebouw uit 1888.
De samensteller van deze bundel, Peter Frederiks, schetst het Curaçao van honderd jaar geleden onderkoeld. De feiten zijn echter gruwelijk genoeg. Curaçao was ooit een bebost eiland, maar werd ontdaan van bomen door de oorspronkelijke indiaanse bevolking, die daartoe gedwongen werden door de Europese overheersers.
Na de kaalslag werd het eiland een overslaggebied voor de slavenhandel vanuit Afrika waarin, zoals we weten, Nederland een grote rol speelde. De kolonisten maakten in de 19e eeuw dan ook weinig haast om de slavernij op te heffen.
Toen dat tenslotte in 1863 toch gebeurd was, leefden de meeste voormalige slaven in grote materiële en geestelijke armoede. Door de droogte was er nauwelijks een boerenbestaan op te bouwen, door het gebrek aan scholing en een sociale structuur leefden zij veel van dag tot dag. De opkomst van de olie-industrie in de jaren 1920 leverde nauwelijks werk voor deze groep.
In 1868 kregen de dominicanen de verantwoordelijkheid over het bisdom Willemstad. De Nederlandse dominicanen die naar het eiland gingen kregen op den duur versterking van fraters van Tilburg en verschillende zustercongregaties, vooral om onderwijs op te bouwen. Saillant detail is dat de dominicanen toen al pleitten voor het gebruik van Papiamentu op school, in plaats van Nederlands. ‘Je voert toch ook niet Frans als voertaal op een Drentse school?’, schrijft Jan Paul. De latere dominicanen zijn onder meer betrokken geweest bij het maken van een Bijbel en zelfs een studiebijbel in het Papiamentu.
Van zuster Alisa de Brouwer, lid van de zusters van Schijndel, zijn in deze bundel fragmenten opgenomen van de brieven die zij naar haar familie stuurde. Daarin vertelt zij hoofdzakelijk hoe moeilijk het is om van zwarte kindertjes brave mensen te maken, dat het leven hier op aarde maar tijdelijk is en we daarom maar op God en de hemel moeten vertrouwen.
De Ditjes en datjes van pater Jan Paul komen veel eigentijdser over. Ze ademen ook een vrijheid uit: nergens heb je het gevoel dat hij rekening houdt met de mening van zijn eigen superieuren of van andere brave burgers. Iedereen kan ervan langs krijgen of krijgt een compliment. Een voorbeeld:
‘Er is een groot verschil tussen protestanten en katholieken. Wij katholieken zijn veel loyaler in onze opvattingen, ook in de bestrijding van onze tegenstanders. We zijn in de kolonie ver in de meerderheid en toch moeten we ons laten ringeloren door de minderheid, omdat ze door een verouderd regentenstelsel de macht in handen gekregen hebben. Wat ook de bisschoppen en katholieke missie voor de kolonie Curaçao gedaan hebben, van appreciatie blijkt niets. Licht wordt vergeten dat de nog kort in slavernij verkerende slaven alleen door de katholieke priester met behulp van de school uit de laagste lage der maatschappij zijn opgeheven en tot mens zijn gemaakt. Zonder kerk en school zou het op het eiland nog steeds een troep van de rovers en bandieten zijn.’
De bundel brengt op een ontspannen en persoonlijke manier het leven van Nederlanders van een eeuw geleden op Curaçao dichterbij.
*
Klik hier voor bestelinformatie.