et woord van de Ene werd tot mij gericht: 'Mensenkind, toen het volk van Israël nog op zijn eigen grond woonde, heeft het die door zijn wangedrag verontreinigd.
Zijn gedrag was in mijn ogen even onrein als het menstruatiebloed. Omdat ze bloed vergoten hadden en het land door hun afgoderij verontreinigd hadden, heb Ik mijn woede op hen gekoeld. Daarom heb Ik hen verspreid onder de volken en zijn ze verstrooid over de landen; naar hun wangedrag heb Ik hen gevonnist. En bij alle volken waar ze kwamen schonden ze mijn heilige naam. Want men zei over hen: “Dit is het volk van de Ene, en toch heeft het zijn land moeten verlaten.” Maar de eer van mijn naam ging Mij aan het hart, mijn heilige naam die door het volk van Israël ontheiligd is onder de volken waar ze gekomen zijn.
Zeg daarom tegen het volk van Israël: “Zo spreekt de Heer God: Ik ga ingrijpen, doch niet omwille van u, maar omwille van mijn heilige naam, die door u geschonden is bij de volken waar u terechtgekomen bent. Ik zal voor mijn grote naam, die geschonden is onder de volken, die u bij hen geschonden hebt, weer eerbied afdwingen. Door u zal Ik aan de volken tonen dat Ik de Heilige ben; zo zullen ze erkennen dat Ik de Ene ben – godsspraak van de Heer God.
Ik zal u terugvoeren uit de volken, u samenbrengen uit alle landen en u leiden naar uw eigen grond. Ik zal u met zuiver water besprenkelen en u zult rein worden van al uw oneerlijkheid en van al uw afgoderij zal Ik u reinigen. Ik zal u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in u uitstorten; Ik zal het stenen hart uit uw lichaam verwijderen en u een hart van vlees geven. Mijn geest zal Ik in u uitstorten en Ik zal ervoor zorgen dat u mijn wetten nakomt en mijn voorschriften nauwkeurig onderhoudt.
U zult wonen in het land dat Ik aan uw vaderen gegeven heb; u zult mijn volk zijn en Ik zal uw God zijn.
*
Sluit deze pagina om de viering te vervolgen