at er in de Nederlandse bisdommen gesaneerd moet worden, snapt iedereen. Maar zonder visie op waar het naartoe moet, zal dat niet leiden tot een gezonde Kerk in Nederland, schrijft Erik Borgman in Katholiek Nieuwsblad.
Het essay van hoogleraar theologie en lekendominicaan Erik Borgman is een reactie op een onderzoek van het Katholiek Nieuwsblad naar wat er gebeurt in een dorp als de kerk wordt gesloten. Het nummer van 3 januari is hier na te bestellen. Enkele artikelen zijn hier digitaal te lezen.
Erik Borgman o.p.
Ik herinner me een sketch uit de surrealistische comedyserie Monty Pyton’s Flying Circus uit het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Er werd verslag gedaan van de uitvinding van alles wat bij het reizen per vliegtuig komt kijken – het ticket, de bagageband, de veiligheidscontrole, het stewardessenuniform – maar tussendoor werd ook steeds zichtbaar gemaakt dat het vliegen zelf maar niet lukte.
Ik moet daar vaak aan denken als het gaat om de transformatie die de Kerk doormaakt. Over van alles en nog wat wordt nagedacht. Bevoegdheden worden vastgelegd, er worden protocollen voor het afstoten van kerkgebouwen opgesteld, er worden parochies gefuseerd en diocesane diensten opgeheven. Maar niet of heel zelden gaat het over wat Kerk en geloof zijn, en welke plaats die hebben in de huidige samenleving. De Kerk is met van alles bezig, behalve met wat het betekent Kerk te zijn.
Het afgelopen jaar deed Katholiek Nieuwsblad onderzoek naar de gevolgen van kerkkrimp en kerksluiting. Wat direct opvalt, is hoezeer het daarbij steeds gaat over de toekomst van het kerkgebouw. Nu is naar katholieke opvatting een kerkgebouw meer dan een verzameling stenen, beton en hout. Het is letterlijk een gewijde ruimte die ons ons voor Gods aanschijn plaatst. Maar hoewel katholiek geloof een ruimte nodig heeft en daarmee een gebouw, valt het niet samen met dit gebouw. Als alle aandacht uitgaat naar het gebouw, is het geloof klaarblijkelijk op de achtergrond geraakt.
Als alle aandacht uitgaat naar het gebouw, is het geloof klaarblijkelijk op de achtergrond geraakt.
Je druk maken over het kerkgebouw is prettig concreet. Het is markant aanwezig, er moet iets mee, en daarover hebben velen een mening. Dan voelen Nederlanders zich thuis, want dan kan er gepolderd worden. Iedereen een beetje inschikken, iedereen een beetje zijn zin, iedereen zijn beste beentje voor in naam van de sociale samenhang. Er is tevredenheid als het kerkgebouw een goede sociale bestemming krijgt. Daarbij wordt het gewaardeerd als er voor degenen die daar behoefte aan hebben, ook nog een ruimte blijft voor gebed en liturgie. Nog behoefte, zo wordt er gedacht. Zolang die er nog is, moet er ook voor de krimpende, binnenkort waarschijnlijk verdwenen groep gelovigen plaats zijn, vindt men.
Ik heb als kind gekerkt in haastig opgetrokken noodgebouwtjes, in scholen en gymzalen, in net opgeleverde grote kubussen met kleurig glas-in-beton. Er werden niet alleen kerken gebouwd, er werd Kerk opgebouwd: tenminste, dat was het gevoel. Het was de periode van en na het Tweede Vaticaans Concilie en katholieken waren ervan overtuigd dat hun Kerk toekomst had.
Niet zelden was het beeld wat men van de Kerk van de toekomst had problematisch en het geloof inhoudelijk conventioneel en activistisch in gestalte, maar dat is nu niet mijn punt. Het elan van de periode van de naoorlogse wederopbouw zou nu niet meer op dezelfde manier kunnen bestaan, maar ook daar gaat het mij niet om. Het gaat erom dat er voor dat elan niets in de plaats lijkt te zijn gekomen.
Met alle positieve gevoelens die velen in Nederland over paus Franciscus hebben, wordt zijn kerkvisie nauwelijks gedeeld.
Want dat is het tweede dat opvalt in het onderzoek van Katholiek Nieuwblad. Kerksluiting leidt niet tot nieuw elan van de Kerk, niet tot verrassende initiatieven van gelovigen, niet tot frisse ideeën over wat er zou moeten en kunnen gebeuren bij bestuurders. De inzet is behoud, of het nu gaat om behoud van een klassieke liturgie of het behoud van de vormen die zich in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw als vernieuwend ontwikkelden. Wat niet meer gaat, probeert men in afgeslankte vorm toch nog zo lang mogelijk voort te zetten: minder frequent, goedkoper, met minder mensen.
Paus Franciscus heeft gezegd dat je ook een garage kunt huren en daar kunt kerken. Nederlandse katholieken lijken zich daar niets bij te kunnen voorstellen. Van missionair besef lijkt in katholiek Nederland dus nauwelijks sprake. Kerken gelden als cultureel erfgoed waar een goede bestemming voor moet worden gevonden en christendom en katholicisme worden gezien als immaterieel cultureel erfgoed. Niet alleen door buitenstaanders, ook door actieve katholieken.
Met alle positieve gevoelens die velen in Nederland over paus Franciscus hebben, wordt zijn kerkvisie nauwelijks gedeeld. Die gaat ervan uit dat Christus nog altijd onder ons aanwezig is en dat het onze taak is die aanwezigheid te zien, te vieren, te verkondigen en te versterken. De Kerk is het teken en het instrument van de innige vereniging met God en de eenheid van heel het menselijk geslacht, zo stelt het Tweede Vaticaans Concilie. In Nederland wordt de Kerk beschouwd als plaats waar religieuze behoeften kunnen worden bevredigd.
In Nederland wordt de Kerk beschouwd als plaats waar religieuze behoeften kunnen worden bevredigd.
Die behoeften hebben steeds minder mensen, zeggen ons de sociologen. En als ze die wel hebben, dan brengt ze dat niet naar de Kerk, zo blijkt uit alle indicatoren. Conclusie: er moeten kosten bespaard, onrendabele filialen moeten gesloten en het steeds schaarser wordende personeel moet beter verdeeld worden. Als we iets wat ons dierbaar is elders kunnen onderbrengen zodat het in ieder geval behouden blijft, dan is dat beter dan het verloren te laten gaan – of het nou het kerkgebouw betreft, het plaatselijke kerkhof, het zangkoor of het diaconale inloophuis.
Ook de Nederlandse bisschoppen volgen in principe deze redenering, al zijn er de nodige accentverschillen per bisdom. De Kerk kan inderdaad niet stelselmatig boven haar stand leven en er moet iets gebeuren. Maar er is iets grondig mis als de Kerk zich gedraagt als een hoogbejaarde moeder die bij het naderen van haar dood alvast begint haar spullen te verdelen. Anders gezegd: de Kerk kan niet saneren als ze niet gelooft dat zij toekomst heeft. Saneren betekent immers gezond maken, en hoe zou zij kunnen weten wat gezond is als de Kerk niet nadenkt en mediteert over wat ingaan op Gods nabijheid vandaag en morgen vraagt?
In het vorig jaar in Nederlandse vertaling verschenen Niet zonder hoop: Religieuze crisis als kans, pleit de Tsjechische priester, theoloog en psycholoog Tomáš Halík ervoor de ‘nieuwe evangelisatie’ in deze lijn op te vatten. Wanneer de Kerk haar gelovigen wil helpen een weg vooruit te vinden en te ontdekken wat zij te doen hebben, schrijft Halík, dan moet zij een ‘school van christelijke wijsheid’ worden ‘zodat zij weer rijp kan worden voor de opdracht die Christus haar toevertrouwde: ‘Ga en maak alle volken tot leerling’’.
Het ontbreekt in de katholieke Kerk van Nederland volstrekt aan leiding en sturing waar het gaat om het ontwikkelen van een visie op de toekomst.
Hier ligt allereerst een taak voor de bisschoppen en de hogere oversten van de religieuze instituten. Het ontbreekt op dit moment in de katholieke Kerk van Nederland volstrekt aan leiding en sturing waar het gaat om het ontwikkelen van een visie op de toekomst. Ook mijn theologische collega’s houden zich opvallend stil.
De reden hiervoor kan niet zijn dat niemand zo’n visie paraat heeft. In de Kerk weten wij dat onze beraadslagingen plaatsen kunnen worden waar de Heilige Geest ons nieuwe inzichten geeft. Degenen wier taak het is leiding te geven, zouden zulke plaatsen moeten inrichten zodat gelovigen zich binnenkort weer weten uitgenodigd bij te dragen aan de toekomst van de Kerk, en zich niet langer gedwongen voelen bij gebrek aan alternatief de boedel zo goed mogelijk te verkopen.
‘Want al wie vraagt, verkrijgt’, zegt Jezus, ‘wie zoekt, vindt en voor wie klopt, doet men open’ (Mt. 7,8; Lc. 11,10). Er wordt in katholiek Nederland maar weinig met hartstocht gevraagd, gezocht en geklopt, zo blijkt ook weer uit dit onderzoek van Katholiek Nieuwsblad. Dat zullen we elkaar dus echt weer moeten leren. De tijd dringt.
Reageren kan op Facebook of door een email te sturen aan de redactie van deze website.
Lees hier meer over het onderzoek van Katholiek Nieuwsblad
Omslag van het nummer van KN waarin dit essay eerder is afgedrukt.