ekendominicanen hebben geen klooster. Ze leven als religieus 'in de wereld’. Wat betekent dat concreet? Aflevering 6: broeder Herman Stessens, bezoeker van gevangenen, tweede van drie verhaaltjes.
Jo is gisteren binnengekomen. Hij ziet er bitter, boos en verdrietig uit. Deze overplaatsing is duidelijk tegen zijn zin. Wanneer ik in zijn cel kom en hem vraag of hij een introductiegesprek met me wil zegt hij heel gelaten: ‘Ja, dat wel, maar veel zin heb ik er niet in!’
Jo heeft zich voorgenomen om overal aan mee te werken, want anders zal hij de resterende acht jaar volledig moeten uitzitten. Hij heeft er al twaalf opzitten en nu mag hij proberen of hij in een lichter regime kan functioneren – en dat vindt hij een kinderachtig criterium.
Het gesprek loopt aanvankelijk wat stroef, hij vertelt dat hij vroeger misdienaar was, maar hij werd buiten gezet omdat er nogal eens miswijn verdween en omdat hij te druk was ( ‘ADHD noemen ze dat tegenwoordig’, beweert Jo).
In zijn assisenzaak (strafzaak, red) – nu tien jaar geleden – had hij verteld dat hij al heel zijn leven ’s morgens en ‘s avonds in zijn bed bidt. Hij bidt dan een tiental weesgegroetjes en dat maakt hem rustig. Hij werd uitgelachen door de rechter, die hem nog eens zijn zware misdaad voorhield.
Jo vond dat de rechter gelijk had; dit had hij beter niet gezegd en ’s anderendaags stond het ook nog uitvergroot in de krant. ‘Lees het maar na, het staat nog steeds op internet!’
Jo begint zich thuis te voelen in het gesprek. Hij had nog nooit met een aalmoezenier willen praten. Hij vertelt over zijn ‘misdaad’ waarin hij ook zichzelf ernstig verwondde, in coma raakte en een bijna dood-ervaring had, ‘maar daar wil niemand naar luisteren!’
Hij wil het me toch vertellen. Ik sta er versteld van hoe levendig, gedetailleerd, rustgevend en mooi deze ervaring voor hem was. Mijn opmerking: ‘Het is toch een mooi godsgeschenk wat je meemaakte’ verrast hem. We gaan er uitgebreid in op en Jo dankt God dat hij dat heeft mogen meemaken. ‘Jammer, ik moest terug en toen begon de ellende pas goed’, zegt hij met nog steeds veel spijt in zijn stem.
Plots herinner ik me dat ik nog een kruisje in mijn tas heb: meegebracht uit China en gezegend door mijn vriend Pater Titus uit Heeswijk-Dinther. Of hij dit kruisje wil hebben! Tot mijn grote verrassing zegt Jo: ‘O ja! Heel graag.’
Jo legt het kruisje teder in de palm van zijn hand, net naast de polstatoeage van de blote zeemeermin. Hij is stil. Plots valt er een grote traan, en nog een. ‘God, wat bent U weer krachtig aanwezig! Dank U!’
Ik voel mijn ogen even vochtig worden, ik schaam me een beetje. Jo merkt het en we glimlachen. Jo vraagt of ik vlug nog eens terugkom.
Op weg naar huis schrik ik plots van mijn eigen gedachten. Jo was bezig met een afschuwelijke zaak en kwam midden in de ‘hemel’ terecht. Gods wegen zijn en blijven ondoorgrondelijk, maar Hij IS er wel, als het echt nodig is. Ook wanneer wij mensen al lang de hoop hebben opgegeven.
door Herman Stessens o.p.
Herman Stessens (73), afkomstig uit Retie (Vlaanderen) werkte tot zijn pensionering in Nederland als psychotherapeut. Sinds 2014 is hij lid van de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland. Na zijn pensionering vestigde hij zich opnieuw in België en studeerde theologie aan de universiteit van Leuven en Salamanca.
Hij werkte in België tot voor kort als gevangenisaalmoezenier. Ook nu aan die aanstelling een einde is gekomen, onderhoudt hij contact met (ex-)gedetineerden. ‘Ik voel me als lekendominicaan zeer op mijn plek in de gevangenis’, zegt Herman. ‘Je ontmoet daar gekwetste maar bovenal ook pure mensen, medemensen.’
*
Eerder verscheen:
Broeder Kees, patiënt
Zuster Ineke, gevangenispastor
Broeder Gerard, baanzoekend
Zuster Jacqueline, onderwijsbegeleider
Broeder Herman, bezoeker van gevangenen (1)