tuderen doe je niet alleen aan de universiteit, maar ook in de rauwheid van het leven. Dominicaan Augustinus Aerssens (22) trok deze zomer naar de zusters en broeders in Noord-Irak. Een verslag in woord en beeld.
door Augustinus Aerssens OP
In december 2017 bezocht Timothy Radcliffe o.p. de dominicanessen in Irak. Omdat hij begin 2015, een half jaar na de grote opmars van Daesh (zo noemt men daar IS), eveneens Irak had bezocht, kon hij de situatie nu vergelijken met die van drie jaar terug.
Wat hem opviel was dat het leven nu aan het stabiliseren is: Daesh is teruggedreven, mensen zijn teruggekeerd naar de vlakte van Nineve om hun uitgebrande en vernielde huizen op te bouwen en een behoorlijk aantal beschadigde kerken is ondertussen weer in gebruik genomen.
Deze relatieve veiligheid en kleine tekenen van hoop waren een reden voor Radcliffe om broeders in vorming aan te moedigen juist nu onze broeders en zusters te bezoeken. Zijn aanmoediging was op de eerste plaats bedoeld om onze Irakese broeders en zusters een hart onder de riem te steken, omdat ze weliswaar aan het opbouwen zijn, maar toch ook uitgeput en soms zelfs radeloos zijn.
Op de tweede plaats zouden broeders in vorming er van kunnen leren door met andere aspecten van het dominicaanse leven in aanraking te komen en vanaf de eerste fase van hun leven in de orde solidair te zijn met ordegenoten elders in de wereld.
Op de kraamafdeling van een ziekenhuis van de zusters in Bagdad: 'Hier ligt de toekomst van Irak'.
Het idee van een dergelijk bezoek liet me maar niet los. Ik heb me altijd al verbonden gevoeld met de vervolgde christenen en de motivaties van Radcliffe spraken me zo aan, dat ik ben gaan onderzoeken wat de mogelijkheden waren.
Het bleek lastig om reisgenoten te vinden, omdat de Nederlandse studenten bezig waren met de verhuizing naar Rotterdam en buitenlandse medebroeders te bang waren voor het gevaar of ook reeds andere verplichtingen hadden.
Uiteindelijk vond ik Remco Hoogma, een goede vriend en priesterstudent van het bisdom Groningen-Leeuwarden, bereid om mee te reizen. Met Timothy Radcliffe OP, Rami Simun OP (de overste van het huis in Bagdad) en Nazik Matty OP (Irakese dominicanes) hebben we uiteindelijk een planning kunnen maken om van 5 tot en met 16 juli de broeders en zusters in Bagdad, in Erbil en op de vlakte van Nineve te bezoeken.
De warmte en droogte hier zijn gevaarlijker dan autobommen en sluipschutters
Dankzij de enthousiaste plaatselijke begeleiding door medebroeders en -zusters, bleek er meer mogelijk dan oorspronkelijk gedacht. Er waren dagen bij met drie afspraken: ’s morgens, ’s middags en ’s avonds.
De dag moest wel onderbroken worden voor een siësta, want met 50 ̊C kun je weinig uithalen. In het contact dat ik die dagen had met familie en medebroeders in Nederland, heb ik wel eens gezegd dat de warmte en droogte hier gevaarlijker zijn dan autobommen en sluipschutters.
Ondanks de vele militairen, check-points en hoge muren met prikkeldraad, heb ik me altijd veilig gevoeld door de goede zorgen van de zusters en broeders en ook door de wetenschap dat er thuis in Europa mensen waren die voor ons baden.
01 — 03
Viering van de Eerste Communie in de chaldeeuws-katholieke parochie van het H. Hart (1); de door Daesh uitgebrande kerk van de HH. Behnam en Sarah in Bakhdida (Qaraqosh) (2); Op bezoek bij een chaldeeuwse congregatie van dominicanessen (3).
In het dankwoord van zr. Hanna voor ons bezoek aan haar congregatie in Ainkawa (Erbil), dankte ze ons voor ons medeleven en voor het feit dat we ons leven op het spel hadden gezet. Daar werd me duidelijk wat het is om solidair te zijn: mede-lijden is goed, maar het is krachtiger om mee te leven, dat wil zeggen om zowel het lijden en de zorgen, als de vreugde en de hoop te delen en dat alles vooral in het leven van alledag.
Dat leven van alledag hebben we veel gezien. Zo zijn we op een boekenmarkt geweest, hebben we gesprekken aangeknoopt in lokale koffiezaken en zijn we naar een verzamelplaats voor kunstenaars gegaan.
We werden door veel mensen benaderd, die alle zeiden: wat fijn om buitenlanders te spreken. Normaal gesproken reizen buitenlanders niet naar Bagdad en als ze er al zijn, worden ze omgeven door beveiligers, die het onmogelijk maken om een gesprek met ze aan te knopen.
We zijn gewend Christus te willen zien in de minsten, maar dat zij ook iets van God zien in hun bezoekers stemt nederig.
Ook zijn we naar huize Baitaniya gegaan, een verzorgingshuis dat wordt bestierd door twee godgewijde maagden. Het was bijna benauwend om de zestig bedden tegen elkaar te zien staan in halfduistere ruimtes, maar ook dit bezoek was goed. Het werd zeer gewaardeerd door al de katholieke, orthodoxe en islamitische weduwes, die er zonder onderscheid werden verzorgd.
Deels zorgde ons bezoek voor afleiding natuurlijk, maar veel meer nog zagen deze vrouwen in ons twee mannen Gods. We zijn gewend Christus te willen zien in de zieken, de gevangenen, de vluchtelingen, de eenzamen, etc., maar dat diezelfde mensen ook iets van God zien in hen die hun bezoeken, in dit geval in ons, is een ervaring die oproept tot nederigheid: hier vond een Godsontmoeting plaats.
Ondanks de vele vreugdevolle momenten bleek het lastig om mensen wat hoop terug te geven. De verschillende bisschoppen die we hebben gesproken hadden hun hoop ook verloren: meer dan de helft van de christenen is het land uit gevlucht en iedere week vertrekt er weer minstens één christelijke familie.
In een maatschappij waarin familie garantie biedt op veiligheid, economische zekerheid en zorg, staat het wegtrekken van familieleden gelijk aan een onzekere toekomst. Daar komen terrorisme, ontvoeringen en slechte voorzieningen bovenop.
01 — 04
Op weg naar de boekenmarkt in de al-Mutanabbistraat (1); Met br Philippe en wat jongeren in het Irakees Nationaal Museum (2); Br. Najeeb bij de duizenden manuscripten die hij van Daesh heeft gered, eerst uit Mosul en daarna uit Bakhdida (3); Met P. Zeyad bij de Petites Soeurs de Jésus, die wonen en werken in een moslimwijk (4).
De meeste jongeren die we hebben gesproken, denken erover te emigreren. Te midden van deze enorme exodus zijn er echter mensen die er voor kiezen om te blijven. Voor velen van hen, of ze nu christen of moslim zijn, is de aanwezigheid van onze dominicaanse broeders en zusters een enorme steun.
Hoewel ze de middelen hadden gehad om te vluchten, zijn ze gebleven. Net als alle andere mensen hebben ze in caravans moeten wonen en net als alle andere mensen zijn ze nu bezig hun huizen weer op te bouwen en werk te regelen. Met deze vorm van solidariteit wordt niet alleen samen het leed gedragen, maar wordt ook hoop gegeven.
Toen we door de syrisch-katholieke bisschop van Bagdad werden rondgeleid in zijn kathedraal, waar in 2010 een grote aanslag is gepleegd, dacht ik: het is niet gek dat mensen willen vluchten. In een herinneringshoek lagen liedbundels met kogelgaten erin, een met bloed besmeurd keyboard van het koor dat had gezongen en de togen van de priesters die ze hadden gedragen op het moment dat ze vermoord werden.
De Irakezen kunnen ons een groot voorbeeld zijn
Denkend aan de vondsten van Babylon en Nineve in het Irakees Nationaal Museum, het 7de eeuwse bergklooster dat we hebben bezocht, de 9de eeuwse manuscripten van pater Najeeb, de eerste communie van veertig kinderen, een groot parochiefeest waar we gedanst hebben, de ziekenhuizen en scholen van de zusters en de jongerengroepen die door onze broeders zijn opgezet, hoop ik echter dat de christenen blijven en een toekomst opbouwen met alle andere Irakezen.
Toen we vroegen of we konden helpen, was het antwoord vrijwel altijd: bid voor ons én vertel je regering ons met rust te laten. Bij deze dus tot slot de oproep: de toekomst van de Irakezen ligt in hun eigen handen en in die van God, maar laten wij ze vooral niet vergeten in ons gebed, in onze gedachten en in onze verkondiging, waarbij zij ons een groot voorbeeld kunnen zijn.
Augustinus Aerssens OP
Broeder Augustinus deed vorig jaar zijn eerste professie in de Orde. Hij werkte na zijn reis naar Irak onder dak- en thuislozen in Amsterdam en deed daarna mee aan de pelgrimage naar Rotterdam. Hij studeert theologie in Fribourg (Zwitserland).
De namen van de martelaren van de aanslag in 2010, waaronder twee priesters, een kindje van drie en een pas getrouwde vrouw, hebben een plaats gekregen in de herbouwde kathedraal.