rik Borgman stuitte deze zomer op een scherpe vraag: 'Wat is in mijn omstandigheden een geloofwaardige en leefbare vormgeving van de roeping om een religieus leven te leiden? Hoe krijgt die gestalte, hoe wordt die ook publiek?’
Erik Borgman, hoogleraar publieke theologie in Tilburg en lekendominicaan, schreef een column voor debezieling.nl. Klik hier voor de volledige tekst, hieronder staat een inkorting van het slot. De foto hierboven maakte Arjan Broers tijdens de viering met de pelgrims in de Dominicuskerk Utrecht.
Voor mijzelf echter was deze zomer nog belangrijker de pelgrimstocht die enkele medebroeders ondernamen van Nijmegen naar Rotterdam. Deze broeders, die in de afgelopen jaren in Nederland tot de orde zijn toegetreden, zijn niet allemaal heel jong – wel aanzienlijk jonger dan ik! – maar het zijn mensen die de keuze maken om zich met hun hele hebben en houden aan de Orde van de Predikers te binden.
Zij staan met elan en overtuiging voor de dominicaanse traditie, soms op een manier en in een mate die oudere medebroeders de wenkbrauwen doet fronsen, maar wat dat betreft is er weinig nieuws onder de zon. Deze oudere medebroeders hebben in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, toen zijzelf in vorming waren, op hun beurt oudere confraters soms de vraag doen stellen of wat zij voortzetten nog wel hun Orde was!
Bij de aankomst van de pelgrims in de Dominicus Utrecht, op 15 augustus 2018. Foto Joanne Kooiman.
Bijzonder vind ik dat de nieuwe broeders niet weten wat zij in Rotterdam gaan doen – al moeten de meesten in ieder geval nog verder studeren –, maar dat zij om te beginnen biddend en studerend in de stad aanwezig willen zijn en erop vertrouwen dat Gods Geest hen dan duidelijk zal maken wat hen daar te doen staat.
Door contact met hen – ik ben bij hun vorming betrokken en zij waren op hun pelgrimstocht te gast in de Dominicuskerk in Utrecht, waarbij ik betrokken ben – weet ik weer heel zeker: dit is ook mijn spiritualiteit! Voor deze houding van vurig vertrouwen heb ik een lans gebroken in de boeken Waar blijft de kerk en in Leven van wat komt en ook al in eerdere publicaties.
In deze lijn heb ik de traditie proberen te lezen in mijn boek Zielen winnen en als grondslag van deze houding probeer ik haar nu te laten spreken in Alle dingen nieuw. Schrijven en spreken kan eenzaam voelen. Ik weet wel dat dit grotendeels schijn is, maar het is goed af en toe de gemeenschap die wij zijn ook te ervaren.
Het niet kennen van het antwoord is geen teken van Godverlatenheid, maar van Gods nabijheid.
Maar dit alles confronteerde mij uiteindelijk ook met een scherpe vraag. Deze mannen kiezen voor de klassieke vorm van dominicaans leven: in canonieke zin religieus en de meeste op termijn als priester, al is dat allemaal natuurlijk nog niet zeker. Deze gang is niet de mijne, niet in alle opzichten omdat ik dat niet zou willen, maar omdat hij als getrouwde man kerkrechtelijk voor mij onmogelijk is.
Niettemin ben ik zeker van mijn roeping om een religieus leven te leiden, in de volle zin van het woord. Dat is de grondslag van al mijn activiteiten, academisch, kerkelijk en maatschappelijk. Het is hopelijk het laatste wat overblijft: dat ik, als onderdeel van de Orde der Predikers, in alles wat ik doe, probeer te leven in navolging van Jezus, Gods Gezalfde, die geen plaats heeft om zijn hoofd op te leggen en zo de nabijheid van het koninkrijk van God verkondigt. Wat is daar in mijn omstandigheden een geloofwaardige en leefbare vormgeving van? Hoe ziet die eruit, hoe krijgt die gestalte, hoe wordt die ook publiek? Ik ben er van de zomer weer op gestoten dat deze vraag voor mijzelf nog niet werkelijk bevredigend beantwoord is.
Naar dat antwoord ga ik opnieuw op zoek. In de zekerheid dat het niet kennen ervan een gestalte van het navolgen van de Mensenzoon is die geen plaats heeft om zijn hoofd neer te leggen. En dus geen teken van Godverlatenheid, maar van Gods nabijheid.