n die tijd zei Jezus tot de Joden die in Hem geloofden: &Indien gij trouw blijft aan mijn woord, zijt gij waarlijk mijn leerlingen.
Dan zult ge de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken.
Men wierp op: &Wij zijn van Abrahams geslacht en nooit iemands slaaf geweest. Hoe kunt Gij dan zeggen: gij zult vrij worden?’
Jezus antwoordde hun: &Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: alwie zonde doet, is slaaf van de zonde,
en de slaaf blijft niet voor eeuwig in het huis. De Zoon blijft voor eeuwig.
Als de Zoon u vrijmaakt, zult gij werkelijk vrij zijn.
Ik weet dat gij van Abrahams geslacht zijt; niettemin zoekt gij Mij te doden, omdat mijn woord bij u geen ingang vindt.
Ik verkondig wat Ik bij de Vader heb gezien, maar gij doet wat gij van uw vader gehoord hebt.’
Zij antwoordden Hem: &Onze vader is Abraham!’ Daarop zei Jezus hun: &Als gij kinderen van Abraham zijt, doet dan ook de werken van Abraham.
Thans echter zoekt gij Mij, een mens te doden, terwijl Ik u de waarheid heb gezegd, die Ik van God heb gehoord. Zoiets deed Abraham niet.
Gij doet de werken van uw vader.’ Zij zeiden Hem: &Wij zijn niet uit ontucht geboren; een vader hebben wij en dat is God.’
Jezus zeide hun: &Als God uw vader was, zoudt gij Mij beminnen, want van God ben Ik uitgegaan
en van Godswege ben Ik hier. Neen, Ik ben niet uit Mijzelf gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden.