15 Februari 2018

'Ik haat hen, zo fel als ik haten kan'

Ga naar overzicht

Deel op:

salmen zijn prachtig, maar ze kunnen ook schuren of pijn doen. De lekendominicanen delen er deze vasten ervaringen over. Zo liet Sipke Draisma vaak het einde van Psalm 139 weg, want 'ineens moet ik gaan haten.’

Ik las Psalm 139 graag als ik gevraagd was voor een ziekenzegen bij mensen die nog maar kort te leven hadden.

Er gaat een enorme troost en overgave van uit. De hand van God die je vasthoudt, God die je doorgrondt, van binnen en van buiten kent. Voor wie je niks hoog hoeft te houden en die je niks wijs hoeft te maken. De God die onvoorwaardelijk van je houdt. En waar je op jouw beurt onvoorwaardelijk van wil houden.

Ik las de psalm het liefst helemaal. Alles klopt immers. Tot die verzen bijna aan het eind. Die las ik eerlijk gezegd zelden.

19 God, breng de zondaars om,
– weg uit mijn ogen, jullie die bloed vergieten –
20 ze spreken kwaadaardig over u,
uw vijanden misbruiken uw naam.

21 Zou ik niet haten wie u haten, HEER,
niet verachten wie tegen u opstaan?
22 Ik haat hen, zo fel als ik haten kan,
ze zijn mijn vijand geworden.

De verzen lijken haaks te staan op de taal die eraan voorafgaat. Tot dan toe was het een een-tweetje tussen God en mij. God die mij kende, en ik die mij aan hem toevertrouwde.

Maar ineens wordt die idylle verstoord en nogal hard ook. Ombrengen, haten en verachten moet ik degenen die niets van God willen weten en hen zelfs tot persoonlijke vijand verklaren.

Er staat blijkbaar veel op het spel dat deze taal gebezigd wordt door de psalmdichter. Toch, het contrasteert zo met de rest van de psalm.

Of vergis ik me daarin? Is de oorlog verklaren aan degenen die God haten de consequentie van zijn onvoorwaardelijke liefde jegens mij? Zo onvoorwaardelijk als zijn liefde naar mij toe is, zo onvoorwaardelijk zal mijn haat tegen zijn haters zijn.

Consequent is het inderdaad. Hij houdt van mij zo volledig als hij van mij houden kan, ik haat zijn tegenstanders zo fel als ik haten kan. Het is van hetzelfde laken een pak.

Maar toch, het blijft schuren, voor een romantische ziel als ik ben. Ha ha, wel de lusten maar niet de lasten, zal de lieve God wel denken. Want hij kent en doorgrondt me…

Psalm 139 uit de Nieuwe Bijbelvertaling

1 Voor de koorleider. Van David, een psalm.

HEER, u kent mij, u doorgrondt mij,
2 u weet het als ik zit of sta,
u doorziet van verre mijn gedachten.

3 Ga ik op weg of rust ik uit, u merkt het op, met al mijn wegen bent u vertrouwd.
4 Geen woord ligt op mijn tong,
of u, HEER, kent het ten volle.

5 U omsluit mij, van achter en van voren, u legt uw hand op mij.
6 Wonderlijk zoals u mij kent,
het gaat mijn begrip te boven.

7 Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen,
hoe aan uw blikken ontkomen?
8 Klom ik op naar de hemel – u tref ik daar aan,
lag ik neer in het dodenrijk – u bent daar.

9 Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad,
al ging ik wonen voorbij de verste zee,
10 ook daar zou uw hand mij leiden,
zou uw rechterhand mij vasthouden.

11 Al zei ik: ‘Laat het duister mij opslokken,
het licht om mij heen veranderen in nacht,’
12 ook dan zou het duister voor u niet donker zijn –
de nacht zou oplichten als de dag,
het duister helder zijn als het licht.

13 U was het die mijn nieren vormde,
die mij weefde in de buik van mijn moeder.
14 Ik loof u voor het ontzaglijke wonder van mijn bestaan, wonderbaarlijk is wat u gemaakt hebt.
Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel.

15 Toen ik in het verborgene gemaakt werd,
kunstig geweven in de schoot van de aarde,
was mijn wezen voor u geen geheim.
16 Uw ogen zagen mijn vormeloos begin,
alles werd in uw boekrol opgetekend,
aan de dagen van mijn bestaan ontbrak er niet één.

17 Hoe rijk zijn uw gedachten, God,
hoe eindeloos in aantal,
18 ontelbaar veel, meer dan er zandkorrels zijn.
Ontwaak ik, dan nog ben ik bij u.

19 God, breng de zondaars om,
– weg uit mijn ogen, jullie die bloed vergieten –
20 ze spreken kwaadaardig over u,
uw vijanden misbruiken uw naam.

21 Zou ik niet haten wie u haten, HEER,
niet verachten wie tegen u opstaan?
22 Ik haat hen, zo fel als ik haten kan,
ze zijn mijn vijand geworden.

23 Doorgrond mij, God, en ken mijn hart,
peil mij, weet wat mij kwelt,
24 zie of ik geen verkeerde weg ga,
en leid mij over de weg die eeuwig is.

*

In deze vastentijd delen de leden van de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland bespiegelingen over psalmen die schuren of zeer doen. De DLN buigt zich dit jaar over het thema ‘Ontmoeting met het vreemde’.

Lees hier meer over de lekendominicanen.

Lid worden?