ee, veel bezig met de dood is hij niet, schreef André Lascaris twee jaar geleden in het tijdschrift Volzin. Een prachtig artikel met een eerlijkheid en milde ironie die hem kenmerkte. Mooi om terug te lezen, nu hij op 6 juli is overleden.
‘Nu gaan we een rij vormen op basis van leeftijd. De oudste voorop en de jongste achteraan’, riep de spelleidster. Vorig jaar herfst brak een nieuw seizoen aan voor de ten dele nieuwe medewerkers van het Dominicaans Studiecentrum voor Theologie en Samenleving en van de website Nieuwwij.nl.
Een hernieuwde kennismaking leek nuttig. Hoe kun je dat beter doen dan door een spel? De oudste voorop dus. Ik keek even om mij heen. De oudste… Toen besefte ik plotseling: de oudste, dat ben ik. Ik zag om mij heen veel jonge gezonde mensen, ook mensen die wat ouder waren. Maar onmiskenbaar was ik met mijn 74 jaar de oudste.
André Lascaris in 2010. Foto Arjan Broers
De anderen vonden het kennelijk gewoon, dat ik de oudste was; ook ik had dit gewoon moeten vinden, maar het was eerder nog niet tot mij doorgedrongen dat ik een oude man ben, en met mijn ziekte van Parkinson geen vitale oude man. Als ik oudere mannen zag met grijs haar en soms een grijze baard, was ik spontaan geneigd te denken dat zij ouder waren dan ik.
Waarschijnlijk had ik me minder overvallen gevoeld, als ik officieel op mijn vijfenzestigste verjaardag met pensioen was gegaan, en dit met een afscheidsfeestje gemarkeerd had. Een dergelijke markering ontbrak.
Vijfenzestig jaar is een willekeurig getal. In Pruisen koos in de negentiende eeuw rijkskanselier Otto von Bismarck dit als pensioengerechtigde leeftijd omdat in die tijd arbeiders gemiddeld vierenzestig jaar oud werden en hij ze wel een jaar rust gunde. Andere regeringsleiders volgden hem. Voor een kloosterling, een priester, een schrijver, huisvrouw of huisman gaat het leven verder alsof zoiets als een pensioenleeftijd niet bestaat.
Oud worden betekent meer afhankelijk zijn van de nieuwe generatie. Zo kan de vraag opkomen waar de oudjes goed voor zijn. In Afrika, waar ik een jaar heb gewerkt, is het dwaas te vragen of je als oudere een zinvol leven kunt leiden.
Ouderen zijn daar belangrijk omdat zij de traditie, de taal en de ethiek doorgeven aan de jongere generatie. Zij hebben ‘het leven overleefd’ en wijzen jongeren de weg. Ouderen hebben daar recht op respect, vaak hebben ze het voor het zeggen. Zelfs democratisch gekozen leiders moeten soms wijken voor de wijsheid van ouderen.
In onze cultuur is juist het nieuwe altijd beter. Jongeren zijn meer dan ouderen thuis in de wereld van de computer. Zij zijn de toekomst. Ik heb nooit op jonge mensen en hun doen en laten neergekeken. Zij hebben hun eigen ervaringen die niet automatisch minder belangrijk dan die van ouderen. In mijn ogen zijn zij mijn gelijken en op het gebied van computers zijn zij mij de meerderen.
Ik ervoer van de jongere mensen met wie ik een rij moest maken, respect en welwillendheid, en niet van hen alleen. Zo was ik blij verrast door de vele blijken van betrokkenheid en vriendschap die ik ondervond, toen ik onlangs (tijdelijk?) opgenomen moest worden in een verpleeghuis.
Iemand zei me: ‘Je bent aan het oogsten’. De herfst is voor veel planten de oogsttijd. Ik ben in de herfst van mijn leven. De bladeren van de bomen worden veelkleurig en in de herfst van mijn leven geniet ik van de veelkleurigheid van de mensen die ik ontmoet heb.
Foto van een uitstapje eind mei 2017, met collega en vriendin Manuela Kalsky.
Ouderen verschillen onderling meer van elkaar, denk ik, dan jongeren. Zware verantwoordelijkheden zijn van mijn schouders genomen. Het gebrek aan jonge mensen in de leefverbanden van mijn dominicanenorde dwingen me om die last zo nodig weer op mijn schouders te nemen.
Een leven zonder veel verplichtingen kan angstig maken. Je staat voor een leegte. Het werk is voorbij, de banden met oud-collega’s verzwakken. Het lopen wordt moeizamer.
Ik maak geen grote plannen meer, want ik kan ze waarschijnlijk niet afmaken. Met de hand schrijven wordt een beproeving. Het spreken kan bemoeilijkt worden. Ik ga van die dingen niet dood, maar ik kom wel steeds meer in de marge terecht.
Een vrouw, een paar jaar met pensioen, hoorde ik zuchten: ‘Nu komt de lange winter er weer aan’. Ik herken die angst voor de leegte van de verveling. Ik ben blij dit artikel te mogen schrijven, het geeft mij een doel, geeft deze dag een richting. Voor oude, vitale mensen met veel vrije tijd is het verleidelijk te rivaliseren met de jongeren.
Je vervelen kan een goede zaak zijn. Waar eerder geen tijd voor was, kan nu naar boven komen en een bijdrage leveren aan de oogst. Er kunnen bij de oogst rotte vruchten zitten. Onze relaties hebben een ethische dimensie. Ik kan anderen tekort gedaan hebben. Nu is er tijd om de verhoudingen recht te zetten. Als de desbetreffende persoon overleden is of onbereikbaar is geworden, kan ik mijn schuld betalen door goed te doen aan wie voor hem of haar belangrijk waren.
Toen ik jong was, dacht ik dat oude mensen veel bezig zouden zijn met de dood. Ik weet nu dat dit niet zo is. Als ze geen zuurpruimen zijn, hebben ze vrede met hun leven en zijn ze aan het oogsten. Of liever: de oogst overvalt hen. Ze kennen de omvang van hun oogst niet, noch waar hij uit bestaat. Ze voelen en weten dat de belangrijkste dingen in hun leven aan hen geschonken zijn.
Er zijn oude mensen die zeggen nooit aan hun dood denken. Ik ben me ervan bewust dat ik dood zal gaan en dat dit al in een van de komende jaren kan gebeuren. Ik kijk er niet bepaald met verlangen naar uit. Want ik leef graag. Ik leef nu. Ik leef meer in het hier en nu dan in de jaren zestig toen ik jong was en met velen, zowel gelovige als ongelovige mensen, gespitst was op de toekomst.
Ik doe wat de dag brengt. Ik blijf hopen dat er wereldwijd recht gedaan zal worden aan ieder mens. Elke dag bid ik tot God van wie ik geloof dat deze er ook zal zijn in en na mijn dood. De dagen vliegen voorbij – in mijn ervaring sneller dan toen ik jong was.
Hoort bij de oogst dat je wijzer bent geworden? Ik stelde die vraag lukraak aan een paar huisgenoten. Zij dachten van niet. Wie waagt het zichzelf wijs te noemen? Je bent milder, relativeert meer, hebt minder belangen, maar je blijft dezelfde. Dit klinkt mij wijs in de oren.
*
Met dank aan Volzin.
Zie ook: Dominicaan André Lascaris overleden