et vierjaarlijkse kapittel van de Nederlandse dominicanen, dat in Huissen gehouden werd van 15-22 maart, was een ontmoeting met veel gezichten: van business as usual tot een nieuw begin.
Deelnemers aan het kapittel 2017
Het kapittel is het hoogste bestuursorgaan in een provincie van de dominicanen. Hier spreken door hun medebroeders gekozen dominicanen over het beleid van de afgelopen en de komende jaren, en kiezen ze hun bestuursleden. Het gaat over stenen, geld en plannen.
Lekendominicaan Sipke Draisma was moderator van het kapittel en had daarbij zijn betrokkenheid en vermogen tot geestige terzijdes hard nodig.
Tegelijk is een kapittel ook een religieuze en een broederlijke / zusterlijke bijeenkomst. De dominicanen willen op het spoor komen wat hen op grond van hun missie als religieuzen in deze tijd te doen staat. Het samen bidden, eten en kletsen is dus minstens even belangrijk als de besluiten.
In de (letterlijke) kring waarin de gesprekken gevoerd worden zaten ook vertegenwoordigers van de zustercongregaties en de lekendominicanen. Zij spraken over alles mee. Hun andere status blijkt enkel uit het feit dat ze niet meestemmen. Er was dit jaar ook een vertegenwoordiger van de student-broeders in de kring opgenomen.
Over de besluiten van het kapittel is al iets bekend. René Dinklo gaat door als provinciaal overste, nu ondersteund door Louis Klinkenberg als socius met een pastoraal profiel. Ook is er een nieuw bestuur gekozen, vrijwel alle leden daarvan hebben grote ervaring in allerlei functies in de provincie.
Socius Louis Klinkenberg o.p.
Tevredenheid is er over het functioneren van het DPN, het Dominicaans Platform Nederland. Dit gremium, waar lekendominicaan Jan van Hooydonk nog korte tijd voorzitter van is, is namens de broeders en zusters gesprekspartner en fondsverdeler voor de diverse dominicaanse projecten zoals de bezinningscentra in Huissen, Zwolle, Amsterdam en Rotterdam en het Dominicaans Studiecentrum DSTS. ‘Onze kinderen’, zei een van de kapittelleden met trots.
Tevredenheid is er ook over de solide staat van de financiën en de gebouwen van de provincie. Er is een beleid gevoerd dat ervoor zorgt dat de broeders hun ouderen goed kunnen verzorgen, hun bezit goed beheren, kunnen investeren in nieuwe plannen – zoals de verbouwing van het Dominicanenklooster in Huissen en de komst van een nieuw convent in Rotterdam, vermoedelijk in 2018 – en dat er bovendien gedeeld kan worden met dominicaanse provincies in andere delen van de wereld die wel wat solidariteit kunnen gebruiken.
Kees Keijsper, scheidend socius van de provinciaal
Zorg is er over de verdergaande vergrijzing van de provincie. Het kapittel sprak af dat er behalve goede materiële zorg ook meer betrokkenheid en aandacht nodig is voor broeders die vanwege leeftijd en gezondheid kwetsbaar zijn. ‘Je hebt niks meer aan me’, zei onlangs een zieke tegen een zuster die hem wilde bezoeken. Zo’n gevoelen moet in woord en daad weersproken worden, stelde het kapittel. Elke medebroeder doet er toe en blijft deel van de Orde en de zending.
Het zou kunnen zijn dat dit het laatste kapittel was van de zelfstandige Nederlandse provincie, dat door het dalende aantal leden over een jaar of vier wellicht een vice-provincie is. Dat is vooral een kerkjuridische dominicaanse kwestie, de intentie en verwachting is dat de zelfstandigheid van de Nederlandse dominicanen groot blijft. Wel moet meer samenwerking worden gezocht met een naburige dominicaanse (vice-)provincie.
De grootscheepse viering in het hele land van het 800-jarig bestaan van de Orde afgelopen jaar heeft nieuw elan gegeven om te investeren in communicatie en werving. De afgelopen jaren is het gevoelen gegroeid dat de predikers iets bij te dragen aan de samenleving, en ook dat ze als organisatie nog toekomst hebben, gezien de toetreding van jongere mannen. Bovendien willen de broeders zichzelf blijven uitdagen door af en toe als predikers te verschijnen op ook voor hen spannende plaatsen, zoals afgelopen jaar gebeurde.
De toetreding van nieuwe broeders zorgt behalve voor merkbaar elan en vreugde ook voor wrijving en spannende vragen.
Sommige van die vragen zijn relatief eenvoudig. ‘Ik mis de spontane omgang’, zei René Dinklo. ‘We zijn goed in dingen organiseren en regelen, maar we gaan niet snel een eind samen wandelen, naar de kroeg of een theatervoorstelling.’ De jongere broeders doen dat wel, maar die zijn niet opgeleid in een regime waarin voortdurend hard werken de norm was en vriendschappen onder broeders al snel verdacht waren.
Andere kwesties zijn ingewikkelder, met name de verschillende manieren waarop de generaties in de kerk staan. Student-broeder Stefan Mangnus vertelde over zijn eigen ervaringen en deed een gepassioneerde oproep om af te zien van de polariserende labels progressief en conservatief. ‘Dat doet geen recht aan de werkelijkheid en het zorgt ervoor dat we niet met, maar over elkaar spreken.’
Dolf Niesen o.p., in gedachten verzonken
Het met elkaar spreken gebeurde toen verschillende broeders indringend ingingen op de oproep van Stefan en hun eigen zoeken verwoordden. ‘Ik ben gekomen tot een soort armoede’, zei Dolf Niesen. ‘Het meeste is me te rijk, ik houd het zo simpel als Schrift en gebed en lied en het breken van brood. Als ik met jongere katholieken in aanraking kom, dan zie ik dat zij heel anders geloven – ik weet niet hoe ik het moet noemen.’
Waar jongere dominicanen soms moeite hebben om verstaan te worden in hun blik op de kerk, hebben sommige van hun oudere broeders soms moeite met hun ervaringen van vervreemding en verharding in de kerk van de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw. Veel gelovig elan van destijds vond door het beleid van de bisschoppen geen grond in de kerk. ‘Ik heb veel twijfels en worstel daarmee’, zei Ben Vocking, ‘maar ik ben Stefan dankbaar voor zijn woorden.’
Bij andere oudere dominicanen, die decennia ver buiten Nederland in de missie leefden en werkten, spelen heel andere levenservaringen mee. ‘Ik was 50 jaar in Zuid-Afrika’, zei Harry Penninx, ‘en ik voel me in Nederland nog steeds een beetje een allochtoon. Ik voel mee met de jonge generatie die hun plek zoekt.’
Stefan Mangnus o.p.
Het gesprek tussen de generaties zorgde voor een voelbare opluchting, zeker na alle keren dat er de afgelopen tijd werd gezegd dat er gesprek nodig is. ‘Dit wat we nu oefenen: dit moeten we doen als provincie’, zei Stefan Mangnus.
‘Het valt me op dat jullie niet spreken in vaststaande opvattingen, maar zoeken naar woorden’, zei moderator Sipke Draisma waarderend. ‘En er klinken emoties in door, zonder dat jullie erdoor meegesleurd worden.’
Het kapittel verbond het gesprek tussen de generaties met de geestelijke opdracht die bij de Orde hoort om van klooster én wereld, geloof én wetenschap, gebed én studie, kerk én kroeg te zijn.
Juist in een gepolariseerde wereld als de onze is dat van belang.
Het gesprek bracht als vanzelf ook de overeenkomsten ter tafel. ‘Het is toch niet toevallig dat jullie aangetrokken worden door hetzelfde ideaal?’, vroeg zr. Josephina Burger. ‘We hebben dezelfde kriebel’, zei Jozef Essing.
Arjan Broers