eboren in Schiedam werd Antoon Boks (1940) van jongs af aan omgeven door dominicanen. Zijn eigen weg in de Orde voerde onder meer langs Kralendijk (Bonaire) en Noord (Aruba). Ben Vocking en Wil Vermeulen interviewden hem. 'Als je het me vraagt zeg ik nee, maar als je het me zegt, dan doe ik het.’
Antoon Boks o.p.
Antoon Boks groeide net als zijn broer Jan op tussen dominicanen. Die bestierden hun parochie, de Maria-Koningin-van-de-Rozenkrans in Schiedam. De jongens keken van de achterkant van hun huis in de tuin van de pastorie. Ze kwamen dominicanen tegen als biechtvader en aalmoezenier van de verkennerij, en natuurlijk waren ze misdienaar bij de vele, vele missen die destijds werden opgedragen.
Vader Boks was bij de Derde Orde, de voorloper van de lekendominicanen. Hij was er zelfs penningmeester van, waardoor zijn zoons soms de contributie moesten ophalen. Een leuk detail, wetende dat Antoon Boks tegenwoordig syndicus (de financiële man) is van de Nederlandse dominicanen.
De jonge Antoon ging na de lagere school naar het Dominicuscollege in Nijmegen, daarna naar Zwolle voor de filosofie en naar het Albertinum voor de theologie. ‘Met Pasen van het eerste jaar theologie zei onze magister Van Diemen tegen mij: jij gaat in de grote vakantie samen met Frans Lohman naar Spanje.’
Was dat met het oog op Puerto Rico?
‘Dat werd er niet bij gezegd. Henk Sechterberger was één van mijn klasgenoten. Hij had een cursus Spaans die ik van hem kreeg. Ik zette steeds de woorden die ik niet kende op een stukje kladpapier, die ik zo groot had gemaakt dat-ie in een luciferdoosje paste. Aan de ene kant schreef ik de Nederlandse en aan de andere kant de Spaanse woorden. Zo leerde ik al veel woordjes voor ik in Spanje aankwam. We zijn drie jaar in de zomers in Spanje geweest, op de theologica van Salamanca en Avila.’
Eerste Mis in Schiedam na de priesterwijding in augustus 1966, met links Bert Robben o.p., toenmalig pastoor.
Na zijn priesterwijding in 1966 koos Antoon Boks voor de studie missiologie, met als specialisatie het Spaanse gedeelte van Zuid-Amerika. In 1969 werd hij benoemd voor Puerto Rico. Al in 1971 moest hij echter met vier andere dominicanen vertrekken, wegens onenigheid met de lokale bisschop. Na een korte periode in Nederland kwam hij in januari 1972 aan op Aruba.
‘Ik begon met Papiamento te leren en dat ging gemakkelijk, na het Spaans. Bijna niemand wist dat ik een Nederlander was, omdat ik in Puerto Rico had geleerd om buitenshuis altijd Spaans te spreken. Later complimenteerde iemand mij nog dat ik zo goed Nederlands sprak…’
‘Ik ging godsdienstlessen geven op mavo, havo en vwo. ’s Morgens was ik docent, ’s middags werkte ik in de parochie. Dat betekende minstens 65 begrafenissen per jaar en dan de voorbereiding op de communie en het vormsel op drie scholen met ieder minstens twee klassen. Ik ben zeven jaar op Aruba gebleven.’
Waar ging je daarna naar toe?
‘Op een gegeven moment waren er problemen op Bonaire. Ik heb me aangeboden daarheen te gaan, maar dan wel voor zeven jaar, want in de toen gebruikelijke twee of drie jaar kun je de mensen niet leren kennen.’
‘Zo ben ik op Kralendijk gekomen. Ik heb daar zeven jaar gewerkt, al werd ik na drie jaar gevraagd om vanwege een probleem in Oranjestad terug te gaan naar Oranjestad op Aruba. Ik heb toen gezegd: “Als je het me vraagt zeg ik nee, maar als je het me zegt, dan doe ik het”. Wijbe Fransen o.p. is toen naar Oranjestad gegaan.’
Was Bonaire anders dan Aruba?
‘Op Bonaire was ik niet alleen pastor en godsdienstleraar, maar deed ik ook mee met de opleiding tot pastoraal medewerker op Curaçao, Aruba en Bonaire. Dat betekende soms op donderdagmiddag naar Curaçao vliegen, daar college geven op de universiteit van zes tot tien uur ’s avonds, dan weer naar het vliegveld gereden worden om terug te gaan.
Op vrijdagavond gaf ik college van zes tot tien en op zaterdagmorgen van negen tot twaalf, dan vloog ik terug naar Bonaire om op zondag minstens twee missen te doen met preek. Later gaf ik op de cursus MO-A pedagogiek les in filosofie, zowel op Bonaire als op Curaçao.’
Na zeven jaar ging Antoon Boks naar de parochie van Noord op Aruba. Daar ging het hard werken door, want de betrokkenheid van de 8.000 parochianen was groot: elk weekeinde kwamen er 1.400 mensen naar een van de vier Eucharistievieringen, er waren minstens 120 dopelingen, zo’n 180 eerstecommunicantjes en tussen de 80 en 120 vormelingen. Boks bleef ondertussen lesgeven.
De Nederlandse dominicanen spraken in 1970 al af dat ze tot hun 70ste zouden blijven werken en dat ze zouden repatriëren als ze zorgbehoeftig werden. Boks werd in 1998 vicaris en moest leiding geven aan de dominicanen op de Antillen. Hij verhuisde in 1999 naar Curaçao.
Tijdens een viering in de St. Franciscus Kerk in Oranjestad Aruba. Vlnr Antoon Boks, Jan Vijverberg o.p., Bernard Jansen o.p., Mill Hill father Stockmann, en voor de helft Nic Erkamp o.p.
‘In de vier jaar als vicaris stuurde ik acht van de vijftien confraters terug, omdat zij verzorging nodig hadden. Meerdere keren nam ik met tranen in mijn ogen en spraken we er lang over.’ De omstandigheden voor de oudere broeders waren echter te beperkt. ‘Pas in 2002 kwam op St. Maarten bijvoorbeeld een nieuw verzorgingstehuis met twee eenpersoonskamers. Alle andere mogelijkheden waren voor twee of meer personen en dat zijn wij niet gewend.’
In 2002 volgde Toine Frehe Antoon Boks op en vertrok hij voor drie maanden naar St. Maarten. Hij kreeg er een precaire klus: een Filipijnse priester had veel geld geleend en een grote schuld achtergelaten. Waarom werd niet duidelijk.
‘In acht maanden betaalden we de schuld van de parochie aan de bank af’, vertelt Boks, ‘want de mensen waren zeer vrijgevig. Op een keer had ik op maandag 6.000 Antilliaanse guldens nodig om een gezin te behoeden voor een uithuisplaatsing. Ik vertelde de mensen dat er een tweede collecte zou zijn om hen te helpen – ik kreeg zelfs meer dan wat er nodig was.’
Tussen medebroeders Leo de Jong (links) en Theo Koster, recent bij de kleine professie van Stefan Mangnus. Op de achtergrond is Piet Magnin herkenbaar.
Maar in januari 2003 kozen de dominicanen in Huissen, het verre Nederland, Antoon Boks als prior. ‘Je hebt dan vijf dagen om ja of nee te zeggen’, vertelt hij. ‘Ik had geen reden om nee te zeggen, want ik was al langer dan de afgesproken drie maanden op St. Maarten. Daarom heb ik ja gezegd.’
‘Ik kwam er als allochtoon. Heel veel dingen wist ik niet. Ik had 33 jaar in het Caraïbisch gebied gezeten, en dat betekende dat je vreemd was. Ik heb dat tot 2009 gedaan.’
Sinds het provinciaal kapittel van 2009 is Antoon Boks syndicus van de provincie. Hij vervult die taak in samenspraak met zijn broer Jan en met Paul Minke, die daarvoor acht jaar de financiële man was. ‘Het bevalt mij nog steeds, maar het wordt wel steeds zwaarder, want ik ben pas 74’, zegt hij.
*
Dit is een ingekorte en bewerkte versie van het interview dat Ben Vocking en Wil Vermeulen maakten voor het papieren Bulletin van de provincie. Klik hier voor de volledige versie: De laatste dominicaan op …
Eerder verschenen in deze serie gesprekken met:
Joop Schaeffer
Harry Penninx
Jan Wenting
Gijs Goes
Herman Scholten
Kees Brakkee
Jacques van der Lee
Jan Boks
Gerard Oostvogel
Bert Robben
Rinus van Es
Jan Nieuwenhuis
Leo Oosterveen
Toine Frehe