er 1 januari is veel veranderd in de sociale zekerheid en de zorg in Nederland: de grootste herziening van de verzorgingsstaat ooit. Volgens lekendominicaan Karin Bornhijm kan het katholiek sociaal denken richting helpen geven bij alle geploeter.
Karin Bornhijm
De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) hevelt sinds 1 januari de verantwoordelijkheid voor de zorg en het ondersteunen van mensen over van het Rijk naar de gemeenten. Een grote opgave. Gemeenten worstelen met de keuzes, prioritering, capaciteit en deskundigheid.
Enerzijds is de herziening een bezuinigingsoperatie, want de gemeenten krijgen minder geld dan het Rijk beschikbaar had. Anderzijds is het idee dat de gemeenten beter weten wat hun burgers nodig hebben. Dat laatste is natuurlijk maar de vraag. Niet elke ambtenaar is in staat zich te verplaatsen in een cliënt, zei directeur Kim Putters van het Sociaal Cultureel Planbureau afgelopen zomer al in het NRC Handelsblad.
Intussen zuchten de professionals onder de toegenomen regelgeving en administratie. De zorg is een bureaucratische molen geworden, waarin hun autonomie verdwenen is en alles geprotocolleerd is en gecontroleerd wordt.
In een gesprek dat ik onlangs had met een groep lekendominicanen in de Rijnmond, de meesten werkzaam in zorgende en sociale beroepen, bleek niemand vertrouwen te hebben dat nu het tij zal keren. Integendeel. Door de decentralisatie en de minimale professionele inzet ontstaan grote gaten in de dienstverlening. Daardoor raken mensen van de regen in de drup, vooral degenen die hun verantwoordelijkheid niet kunnen nemen. Veel mensen redden het immers alleen als ze geholpen worden.
Het lijkt erop dat professionals vooral vanuit hun eigen perspectief maar doorploeteren, en dat mensen die zorg nodig hebben ondanks waarschuwingen in de knel komen. Geld en efficiency gaan vóór de &menslievende zorg’. Nu al worden de gaten in de dienstverlening opgevangen door vrijwilligers. Zij hebben meer tijd dan professionals en kunnen veel betekenen, maar het is de vraag of het goed is dat zij taken oppakken waarvoor zij niet voor zijn toegerust. Het vrijwilligerswerk zou de professionele zorg niet moeten vervangen, maar aanvullen.
In de bisschoppelijke brief Hebben wij iets met elkaar? stellen de bisschoppen van Nederland dat de nadruk op participatie geen motief mag zijn om kwetsbare mensen in de kou te laten staan. Ook wijzen ze op het belang van het 'maatschappelijk middenveld’: verenigingsverbanden en diverse vormen van gemeenschap. Als mensen hun eigen belangen en die van anderen binnen allerlei verbanden kunnen dienen, kan een gezonde samenleving bestaan, aldus de bisschoppen.
Begin januari pleitte de wethouder van Groningen in het televisieprogramma Buitenhof om anders naar de sociale zekerheid te kijken. Niet vanuit controle en wantrouwen, maar vanuit de ontplooiing van de mens. Dat is een van de centrale punten van het katholiek sociaal denken.
Het katholiek sociaal denken stelt dat verantwoordelijkheden zo laag mogelijk moeten worden neergelegd. Maar het zegt ook iets over draagkracht en over solidariteit: we hebben elkaar immers nodig om gelukkig te kunnen leven, want het doel is het goede samenleven voor iedereen. Deze begrippen – subsidiariteit, solidariteit, waardigheid en bonum commune – kunnen werken als een spiegel, om ons verder te leren kijken dan onze neuzen lang zijn. En misschien kan het mensen ook de moed geven om andere keuzes te maken, zelfs tegen de stroom in.
Karin Bornhijm
*