n het Berchmanianum in Nijmegen overleed op 26 december Servais Braham, dominicaan en oud-missionaris op Curaçao, op 88-jarige leeftijd. Bij zijn uitvaart op Oudjaarsdag sprak provinciaal René Dinklo het in memoriam uit.
Servais werd op 17 juli 1926 geboren te Amsterdam. Zijn ouders waren Servatius Fredericus Braham en Isabella Derkx. Vader was van beroep kunstschilder en afkomstig uit Maastricht. Servais was de jongste zoon en kreeg de namen mee van Servais Joseph Marie. Hij had zes oudere zussen. Twee broertjes geboren vóór Servais stierven op zeer jonge leeftijd. Al zijn zussen vonden later hun weg in het onderwijs, drie daarvan als zuster.
Na een jaar leerling te zijn geweest van het Ignatius College te Amsterdam en twee jaar van het Canisius College te Nijmegen, voltooide hij zijn middelbaar onderwijs aan het Dominicus College te Neerbosch in 1944. Daarna vertrok hij naar het dominicanenklooster te Huissen. Na een onderbreking vanwege de oorlog begon hij op 17 september 1945 aan zijn noviciaat. Een jaar later deed hij zijn eerste professie. Na de filosofiestudie in Zwolle vernieuwde hij zijn tijdelijke professie met één jaar. Op 18 september 1950 legde hij in Nijmegen zijn plechtige professie af en op 20 juli 1952 werd hij tot priester gewijd door mgr. Van Velsen in de kapel van het Albertinum.
Na een benoeming in Venlo en een jaar later in Nijmegen werd hij gevraagd om te werken op Curaçao. Dit kwam voor hem geheel onverwacht. Eind maart 1955 kwam hij aan op Curaçao. Zijn eerste standplaats was Pietermaai. In hoeveel parochies hij gewerkt heeft en op hoeveel plaatsen hij gewoond heeft, is nauwelijks meer te reconstrueren. Mogelijk is hij in zijn Antilliaanse tijd zo’n vijfentwintig maal verhuisd.
Servais was er de man niet naar om lang bij één parochie te werken. Het langst werkte hij in Soto, acht jaar achtereen en dat vond hij lang genoeg. Meestal werd hij overgeplaatst of vroeg hij zelf overplaatsing aan. Hij kreeg meestal een benoeming als kapelaan of pastoor, of een tijdelijke benoeming vanwege vervanging van een medebroeder die bijvoorbeeld op vakantieverlof was. Hij werkte ook een korte tijd in Aruba en op Bonaire. In de parochies zette Servais zich altijd zeer in voor het Marialegioen en vooral voor de jongerenpraesidia. Huisbezoek had voor hem prioriteit.
In 1981 werd hij geestelijk adviseur van de RK Volksbond. Als redacteur en uitgever werd hij verantwoordelijk voor het blad van de bond ‘La Union’. Dit heeft hij z’n twintig jaar gedaan. Hij hield krampachtig aan het blad vast, ook al beschouwde hij het als een last. Soms lag hij in de clinch met medebroeders over de redactionele invulling van dit periodiek. In zijn theologisch denken was hij behoudend, maar hij beschikte wel over de modernste computerapparatuur en software.
Zijn vakantieverlof bracht hij door bij zijn zus Bella in Oegstgeest en later bij haar dochter Marja in Den Haag, waar hij sliep zoals hij gewoon was: op een matras op de vloer. Van daaruit bezocht hij diverse Europese steden of ging hij naar Ierland telkens voor een ultrakort bezoek.
Vanaf 1990 ging hij als zielzorger mee met vele buitenlandse reizen van de leerlingen van het Radulphus College. Hij genoot van de vrolijkheid van de teenagers zoals hij de leerlingen noemde en maakte prachtige reisverslagen in woord en beeld.
Zomer 2008 stemde hij uiteindelijk in met een terugkomst naar Nederland en een verblijf in het Berchmanianum, maar met zijn hart bleef hij verbonden met de mensen op Curaçao. Vele verzoeken heeft hij gedaan om terug te mogen keren naar Curaçao. Deze optie was echter niet meer reëel. Hij had problemen met zijn gehoor en gezichtsvermogen en het bewegen werd moeilijker. Hij vond echter dat zijn werk niet af was en dat het uiterste moest worden gedaan om toch weer dominicanen naar Curaçao te sturen.
Correspondentie van hem kon naast een terugkeer ook gaan over natuurwetenschappelijk onderzoek – uiteraard ten dienste van de theologie – of over het uitspreken van een zorg.
In het Berchmanianum kon hij dagelijks de mis bijwonen, wat voor hem belangrijk was. Op zijn kamer bad hij uit zijn stukgebeden Latijnse brevier. Bij bijzondere gelegenheden in huis maakte hij vele foto’s met zijn digitale camera en hij had een broederlijke zorg voor zijn buurman Hein Nooijen.
Vlak voor kerst werd hij enkele dagen opgenomen in het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis. Voorzien van het sacrament van de ziekenzalving kwam hij dinsdag 23 december terug in het Berchmanianum. Daar overleed hij, eerder dan verwacht, in de vroege ochtend van Tweede Kerstdag. Op Oudjaarsdag is hij begraven op het kerkhof van de dominicanen aan de Willem Schiffstraat in Nijmegen.
Moge hij thuisgekomen zijn bij de Heer.