ominicaan Leo de Jong had niets te doen en ging naar een museumpje in Delft, iets wat hij al langer van plan was, vanwege Delft in de zeventiende eeuw en vanwege zijn nieuwsgierigheid naar het tamelijk kleine aantal schilderstukken van de meester van het licht: Johannes Vermeer (1632-1675).
door Leo Raph. A. de Jong o.p.
Het straatje: het lijkt een uitsnede uit een doodgewoon realistisch stukje Delft van die tijd. En paar huizen staan, waar zij staan; twee vrouwen doen, wat zij aan het doen zijn; een paar kinderen spelen onder een bankje. En het daglicht toont allerlei kleuren van de luiken, de deuren en de muren. Maar de aantekeningen, die bij het schilderij geboden worden, geven een subtiele waarschuwing: “Je ziet niet, wat je ziet”.
Volgens de vaklui heeft zo’n straatje in Delft nooit bestaan. Zulke huizen waren er niet in Delft. Details aan de luiken kloppen niet. En het belangrijkste van alles: zes jaar eerder was er in Delft een enorme ramp gebeurd. Het Kruithuis was ontploft, een kwart van de stad lag in puin, de schade was enorm en er vielen honderden doden, onder anderen een schilder, met wie Johannes Vermeer bevriend geweest was.
Maar in het schilderij van het Straatje is nog geen raampje gebroken of een steen van zijn plaats! Deze zogenaamde realiteit is dus niet reëel, al suggereert het schilderstuk dit wel. Of moeten wij een realiteit zien, die niet zo maar te zien is? Dan moet ik wat meer tijd uittrekken en wachten tot het schilderstuk “mij iets gaat zeggen”. Want voordat een kunstwerk als dit mij iets wil zeggen, moet ik geduld hebben, wachten en er wat meer tijd voor uittrekken dan de gemiddeld achttien seconden, die een toeschouwer besteedt aan het kijken naar topkunstwerken!
Er hangt een vreemde stilte in en over dit straatje. Alsof de tijd stilstaat. Eeuwigheid in een ogenblik. En dan dat licht! Het strijkt over muren, mensen, dingen. Alles licht op in dat licht, ieder met de eigen kleur. En met zo ontzaglijk veel kleine variaties. Op de stenen van de huizen, de luiken en de mensen. Wat is licht een wonderlijke zaak. Licht is onzichtbaar. Het wordt pas zichtbaar, als het mensen, dieren bomen, huizen aanraakt.
Je ziet licht nooit direct. Je ziet het altijd indirect, via oplichtende mensen en dingen. En dan krijgt het duizend en een schakeringen en variaties. Johannes Vermeer zal zijn hele schildersleven proberen om die variaties te “vangen”. Alsof hij tegen mij zegt: “Maar kijk dan toch! Is het niet wonderlijk?! het is soms maar een heel klein detail, maar wat een schoonheid!”
Lichtende stilte, die al het zogenaamd normale van elk ogenblik tot eindeloze schoonheid maakt, Eeuwigheid, die even doorbreekt in de doodgewone tijd. Het straatje wordt een heiligdom: een tempel van Licht en Stilte.
En uit de Bijbel en de heilige boeken van de volkeren weten wij, dat God – of hoe je Hem/Haar ook noemen of niet noemen wil – dan net om de hoek is verdwenen. De geur van Haar parfum hangt nog in het straatje.