e leden van de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland (DLN) kozen zaterdag tijdens hun jaarvergadering Marijke Besteman tot opvolger van Gerard van Etten, die na twee periodes van vier jaar niet meer als bestuurslid herkiesbaar was.
&De uitdaging ligt er en ik ga ervoor’, reageerde de verraste nieuwe bestuurder na haar verkiezing. Gerard van Etten treedt af als voorzitter, het DLN-bestuur bepaalt in januari wie zijn functie overneemt.
Marijke Besteman (67) legde in 2001 haar professie af als lekendominicaan. Ze maakte zich binnen de gemeenschap verdienstelijk als lid van de commissies voor de initiële en de permanente vorming. Ze is actief in haar parochie in Hengelo (O), is betrokken bij het dominicaanse cursuswerk en was eerder werkzaam als maatschappelijk activeringswerker. Zij stond mee aan de wieg van het netwerk voor terminale thuiszorg in Nederland.
De vijf bestuursleden van de DLN – naast Marijke Besteman zijn dat Kleis Adema, Hans Bouman, Corrie Plaisier en Tineke Werner – zullen in januari onderling hun taken verdelen. Dan zal ook duidelijk worden wie van hen de nieuwe voorzitter van de DLN wordt.
Scheidend bestuurslid Gerard van Etten kreeg uitbundig lof toegezwaaid voor de inzet en toewijding waarmee hij de afgelopen zes jaar het voorzitterschap heeft vervuld.
Tijdens de jaarvergadering bogen de leden zich over de contouren van een nieuwe beleidsplan. De DLN groeide sinds 1999 van 19 leden naar 56 leden nu. Daarnaast zijn er nog eens acht aspirant-leden. De rol van de regio’s – voortaan 'regionale communiteiten’ genoemd – wordt versterkt. Een logisch gevolg, zo vonden de leden, van de groei van de gemeenschap.
De afsluitende viering stond in het teken van het naderende achtste eeuwfeest van de Orde, in 2016. In dat kader vinden op initiatief van de Europese koepel van lekendominicanen in verschillende landen bijeenkomsten plaats rond een 'pelgrimsikoon’ van ordestichter Dominicus. Verzameld rond deze ikoon bezonnen de lekendominicanen zich op hun roeping.
&Het bijzondere van de pelgrimsikoon die vandaag in ons midden is, is de veelkleurigheid die hij uitstraalt’, aldus Erik Borgman in zijn overweging. &Het drukt uit dat, los van de vraag wie hij ooit tijdens zijn leven was, Dominicus zoals hij voorleeft in zijn orde een uitermate kleurrijk figuur is. Dat is troostrijk, vind ik, want het maakt duidelijk dat we allemaal, met onze eigen kleur, bij kunnen dragen aan die veelkleurigheid.’
&Simpel is het niet, en onze gemeenschap lijkt vaak wel – zoals wij in de periode vóór de politieke correctheid op zijn Amsterdams zeiden – een jodenkerk, één grote kakofonie. Toch komt er een beleidsplan uit, toch kiezen wij een nieuw bestuurslid, toch komen er nieuwe aspiranten naar ons toe. Niet onze verdienste, maar pure genade: de genade van de veelkleurigheid en tegelijkertijd te weten dat veelkleurigheid verdwijnt als je één kleur de boventoon voort, ook al is dat je eigen kleur.’