ekendominicaan Mirjam Lemmers werkt als vrijwilligster voor de Belgische organisatie Auxilia. Ze geeft onder meer les aan een zwaar gehandicapte Afghaanse vluchtelinge, met wie ze een woordenloze en diep-religieuze ontmoeting had.
door Mirjam Lemmers
Haar naam is Pasthoun, ze is 46 jaar. Pasthoun is een vluchtelinge uit Afghanistan en heeft MS in een agressieve vorm. Inmiddels is ze totaal verlamd en aan één oog blind. Ze voelt alles, maar kan alleen haar hoofd nog bewegen. Haar schoolgaande dochter van zestien woont bij haar zus.
Zo’n twee jaar geleden werd ik aan haar gekoppeld door vrijwilligersorganisatie Auxilia. Als ik bij haar ben, geef ik haar warme thee te drinken door de glazen beker aan haar lippen te houden. De beker moet doorzichtig zijn, anders kan ik niet zien dat ze drinkt en hoever ze is met het drinken.
Pasthoun kan echt genieten van warme thee en meegebrachte koekjes. ’s Maandags gaat ze in bad. Soms zitten haar kleren op die dagen niet goed en help ik haar met de kleine ongemakken, zoals haar handen die met klittenband te strak vastgezet zijn in de beugels.
Onze communicatie is gebrekkig. Pasthoun spreekt heel moeilijk Nederlands en vrij goed Engels. Ze was analfabete toen ik haar leerde kennen. Ik geef haar Nederlandse les, heb haar het alfabet geleerd en nu leest ze kleine zinnetjes. Als ze een woord niet begrijpt, vraagt ze om uitleg. We kunnen samen lachen als ze bijvoorbeeld een woord gokt en ik haar corrigeer. Maar haar Nederlands is nog niet goed genoeg om in hele zinnen te spreken. Als ze het even niet ziet zitten, zegt ze: 'Moeilijk, moeilijk’. Toch begrijpt ze best goed wat er om haar heen verteld wordt.
Pasthoun leest de Koran. Het is een geplastificeerd boekje 45 pagina’s dik; een speciale vereenvoudigde uitgave met grote letters. Haar Koran ziet er verfomfaaid uit. Ze zit er dan ook altijd in te lezen en het wordt in haar tas geduwd als ze ergens naar toe gebracht wordt. Vrijwel dagelijks zit ze in haar rolstoel met haar boekje, dat op een leesplankje staat. Als ik bij haar weg ga zet ik de Koran altijd weer terug op het plankje, op de bladzijde die zij wil.
Vol trots liet ze mij op een dag weten dat ze de Koran had uitgelezen. Twee jaar had ze erover gedaan. Zij houdt mij op de hoogte van de islamitische feesten. Over mijn katholieke, dominicaanse achtergrond weet ze niets; dat staat trouwens deze organisatie niet toe. Het enige dat we van mij weet, is in welke plaats ik woon.
Vandaag was een andere vrijwilligster bij haar. De klittenbanden die Pasthouns vingers en handen plat moeten houden waren los. De vrouw wilde Pasthoun helpen, maar ze begreep haar niet. In een ongewilde beweging vloog de Koran op de grond. De vrijwilligster pakte het boekje op en legde het op een tafel. Ik hielp Pasthoun en al snel zaten duim en vingers waar ze moesten zitten.
Pasthoun was van streek. Ze wilde haar Koran hebben en deze kussen. Ik hield het boekje bij haar gezicht. Ze kuste de kaft en wreef haar gezicht ertegen met zo’n intensiteit en liefde, dat ik op dat moment ervoer dat dit boek haar heilig is. Tussen ons gebeurde iets dat woorden overstijgt. Een woordeloos diep aanvoelen van elkaars religieus zijn. Stil legde ik de Koran voor haar neer.
Buiten op weg naar de auto besefte ik dat ik vandaag iets bijzonders had meegemaakt. Ik had nu echt ervaren hoe ongelofelijk belangrijk de Koran voor Pasthoun was, maar ik besefte ook dat onze godsdiensten – hoe verschillend ze ook zijn – elkaar raken of samenvallen op die momenten die ertoe doen. Alsof God even aan het licht kwam… daar op die plaats.
Meer weten over de lekendominicanen?