e congregatie van de zusters Dominicanessen van de H. Catharina van Siëna te Voorschoten is in 1841 in het leven geroepen door twee zussen: Lucia en Elisabeth Pinkers. Zelfbewust en hard werkend leverden ze een bijdrage aan onderwijs en zorg voor velen, en aan de emancipatie van vrouwen. Zr. Baptiste Tuin o.p. vertelt over de stichters van haar congregatie.
Lucia wordt op 13 augustus 1808 geboren in Maastricht en Elisabeth op 29 februari 1812 in Luik. In 1814 vertrekt het koopmansgezin naar Rotterdam. De zussen groeien op in een tijd waarin, zoals kerkhistoricus Rogier eens zei, ‘van de geschiedenis van de katholieke kerk meer verveling uitging dan bekoring’. De katholieken hebben geen enkele invloed op stads- of landsbestuur. Ze beleven hun godsdienst in stilte en teruggetrokkenheid.
Op 24 mei 1841 betrekken de zusters Pinkers met een aantal andere tertiarissen het Liefdesgesticht aan de Schie. Dit geldt als de officiële stichtingsdatum van de congregatie.
Armoede
Er bestaat in deze tijd nog geen enkele sociale wet, zodat er veel armoede heerst en kinderen opgroeien zonder enige scholing. Lucia en Elisabeth zijn weliswaar niet arm, maar gaan evenmin naar school, omdat de scholen ‘anti-paaps’ zijn. In de beslotenheid van hun katholieke gezin leren ze van hun ouders wat godsdienst, lezen, schrijven en vooral handwerken.
Hun parochiekerk is ‘het Steyger’ met de markante pastoor J. Raken o.p., later provinciaal van de dominicanen in Nederland. Hij heeft veel invloed op de levensloop van Lucia en Elisabeth Pinkers, omdat hij oog heeft voor de armoede en de sociale noden in zijn omgeving.
Ook Lucia en Elisabeth zien de armoede en het gebrek aan onderwijs en er groeit in hen een verlangen hun leven in dienst te stellen van de allerarmsten. In Nederland is er geen Moederhuis om in te treden ten gevolge van een Napoleontische wet. In België vinden ze niet wat ze zoeken. In 1835 beginnen ze dan maar voor zichzelf, in twee gehuurde kamers boven een bakker in de Keizerstraat.
Pastoor en latere provinciaal Johannes Raken o.p.
Ze krijgen steun van pater Raken en pater Raymundus van Zeeland o.p., de broer van pater Dominicus van Zeeland, die later een rol zou spelen bij de stichting van de zusters van Neerbosch).
Tertiarissen
Vader en moeder Pinkers zorgen voor het levensonderhoud van hun dochters, die ’s nachts gewoon thuis slapen. Lucia en Elisabeth geven vijftien kinderen handwerk- en tegelijk godsdienstles met vijftien stoelen en stoven, vijftien naaikistjes en een lamp. Daarnaast verzorgen ze zieken in de omgeving.
In 1836 kleedt pater Raken Lucia en Elisabeth in als ‘tertiarissen van St. Dominicus’: leden van de derde orde. Lucia gaat zr. Catharina heten en Elisabeth zr. Columba. Hun kleding wordt het eenvoudige wit en zwart. Overigens is het tekenend voor Lucia , dat ze Raymundus van Zeeland fijntjes laat weten dat ieder zijn plaats heeft: ‘Denk niet dat wij zijn ingekleed, omdat u ons heeft aangespoord. Het is de inwerking van God, die ons ertoe gebracht heeft.’
Een jaar later leggen ze de geloften van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid af.
Oppert, vanaf 1883.
Liefdesgesticht
Op 24 mei 1841 betrekken de zusters Pinkers met een aantal andere tertiarissen het Liefdesgesticht aan de Schie, dat een rijke weduwe voor de zusters heeft gekocht. Deze dag wordt beschouwd als de stichtingsdag van de congregatie.
Lucia Pinkers – zr. Catharina – wordt door de provinciaal van de dominicanen als overste aangesteld, met de taak de nieuwelingen aan te nemen en te begeleiden. Een historisch woord van haar: ‘Als het bestuur maar heilig is en de gemoederen stemmen overeen, dan zal het een hemel uitmaken. Zo niet, dan zal het contrarie zijn.’
Rozenkrans
Zuster Catharina schijnt een beminnelijk mens geweest te zijn met een opgewekt karakter, gezond verstand en een puntig vermogen tot analyseren; daarnaast een flinke portie ondernemingslust, dan wil een jonge congregatie wel groeien, hoewel de eerste jaren zwaar zijn.
Merkwaardig is dat de zusters ruim veertig jaar hebben geleefd zonder constituties. Ze bestuderen en leven de regels van de lekenbroeders dominicanen en bidden de rozenkrans. Pas in 1873 wordt een dominicaans getijdenboek ingevoerd, eerst in het Nederlands en in 1885 in het Latijn. ‘Eerst toen konden de zusters ten volle zeggen, dat zij met geheel de Orde van Sint Dominicus den openbaren lof en dank brachten in de officieele taal der kerkelijke Liturgie’, zo staat er in een gedenkboek uit 1916.
Moeder Pinkers (Catharina).
Weeshuis
Catharina Pinkers staat niet bekend om haar volgzaamheid, maar ze gehoorzaamt provinciaal pater Raken in 1842 als hij besluit, dat de zusters de zorg op zich moeten nemen voor het Steygerse Weeshuis aan de Schiedamse Dijk. Ze wordt er met een aantal medezusters niet met open armen ontvangen, maar toch wordt dit de eerste loot aan het ontkiemde mosterdzaadje.
Haar zus Elisabeth Pinkers – zuster Columba – wordt overste in het Moederhuis aan de Schie. Ze gaat onopvallend en zachtmoedig door het leven en sterft na een korte ziekte in 1848, pas zesendertig jaar oud.
Moeder
Inmiddels is zuster Catharina ‘Moeder Pinkers’ geworden. Ze is zelf niet geschoold, maar laat haar zusters studeren om bevoegde krachten voor het onderwijs te krijgen. Ze wendt al haar invloed en krachten aan om meisjes naar school te krijgen, zowel uit de kansloze als uit de gegoede milieus. Daarnaast hebben bejaarden en wezen haar warme belangstelling en zorg.
Als Moeder Pinkers negenenvijftig jaar is, overvalt haar een pijnlijke reumatische verlamming, die haar aan bed of stoel kluisteren. Ze worstelt met het gegeven dat ze meer en meer ‘buitenstaander’ wordt in de groeiende congregatie, hoewel ze scherp waarneemt wat goed en niet goed gaat. In haar beperktheid van de laatste jaren is ze zich goed bewust geweest, dat zij heeft mogen zaaien, waar anderen zullen maaien.
Huize Bijdorp in Voorschoten.
Begin 1890 sterft deze sterke vrouw na een ziekbed van 22 jaar. Moeder Pinkers ligt op het kerkhof van Huize Bijdorp in Voorschoten begraven. Haar leunstoel van de laatste jaren en een klein blauw boekje met de eerste gedrukte voorschriften zijn bewaard gebleven.
Emancipatie
De vrouwelijke congregaties uit de negentiende eeuw hebben bijgedragen aan de emancipatie van vrouwen. Met beperkte macht en middelen wisten zij veel te realiseren. Dat geldt niet alleen voor de gezusters Pinkers, maar voor veel meer zusters in die tijd en daarna. Zij zetten scholen, ziekenhuizen en bejaardenhuizen op in binnen- en buitenland, toen de overheid daar nog niet aan toe was en de heren regenten het niet direct nodig vonden om de zusters (en fraters) daadwerkelijk te steunen.
Baptiste Tuin o.p.
Klik hier voor meer informatie over de zusters dominicanessen van Voorschoten.