p style="text-align: left;" align="center">Ene 'Miriam’ en ene 'Jozef’ doen de reis naar Betlehem van toen over. De wereld en de mensen zijn ondertussen veranderd – en toch ook weer niet. Het doel van de reis is nog steeds de geboorte van een nieuwe mens in een nieuwe wereld, vrede op aarde. Een kerstverhaal op de Westbank, van Jos Smeets o.p..
Dit kerstverhaal van de Vlaamse dominicaan Jos Smeets stond afgedrukt in het laatste nummer van het Vlaams-Nederlandse tijdschrift Dominicaans Leven.
'Mijn god! Moet dat juist nú? Net nu jij die opdracht in die nieuwe nederzetting…?’
Miriam is boos: 'Stomme bureaucraten uit Jeruzalem! Het kind kan elke dag…’
Moet haar man zich toch niet gaan melden in Betlehem, zeker? Schijnen zijn roots nu ineens dáár te liggen! Willen ze hem soms vreemdeling maken in eigen land?
Jozef laadt wat spullen in de tweedehandse bestelwagen die hij voor een prijsje van een collega-timmerman kocht. Dekens. Proviand voor een week. Het reservewiel ziet er nog…
'…Vergeet babyzalf en luiers niééét!’ hijst ze zich moeizaam in de stuurcabine.
Is het, denkt hij, wel een goed idee haar op zo’n lastige reis mee te nemen – met al die aanslagen?
Ze rijden door heuvelachtig, dor gebied. Meer schapen dan mensen. Met hier en daar, in een oase van groen, en tientallen joodse nederzettingen in aanbouw. Bij de grenspost wijzen soldaten onbeschaamd en meewarig naar haar opbollende jurk. Een vrouw in háár toestand, zo’n verre, gevaarlijke reis…?
OCCUPIED WESTBANK
Zulke graffiti werken verwarrend. Hoort dan niet dit héle land hun volk toe – geschenk van God aan Mozes?
* * *
Als hij uren later plotseling moet remmen voor betonblokken op de weg schrikken ze. Vóór hen doemen prikkeldraadversperringen op en een elektrische afrastering. Daarachter, dreigend en metershoog: de muur. Die zelfs de blauwe hemel in tweeën verdeelt.
'Geen doorgang voor auto’s vandaag’ beveelt de wachtpost.
Jozef probeert nog ('Israëli’s!’), wijst op Miriams bolle buik. Tevergeefs.
Ze blijven in de auto zitten. Eten wat. Proberen te slapen. Als zij wakker worden drijft hun wagen in een zee van blatende wol. De herder, die zich met zijn kudde vastliep op de grens roept hen glimlachend iets vriendelijks toe. Een blijde boodschap, die zij wel horen, maar niet verstaan.
Ook al wordt het achter de heuvels nu pas langzaam licht, toch staat er bij de pascontrole al een lange rij wachtenden. Op weg naar hun werk of naar de markt ondergaan zij zwijgend en gelaten hun dagelijkse vernedering.
* * *
Zij mogen door en rijden weer.
'Kijk dáár!’ roept Miriam, 'dat kind!’
Er loopt een meisje langs de muur. In haar witte bloesje en blauwe jurkje huppelt ze voorbij de graffiti PALESTINE INTIFADA PEACE NO WALL.
Zij kijken elkaar blij verrast aan. Dit beeld is zo puur, dat het voor altijd op hun netvlies gebrand zal staan – als een wens:
Meisje. Kleintje. Palestijntje.
Boodschappertje. Voorlopertje.
Profeetje van een betere wereld.
Blijf, in godsnaam,
lopen langs die muur.
Als het moet: zeven keer!
* * *
Bij het naderen van Betlehem beginnen de weeën.
'Niet in de auto!’ lezen zij in elkaars ogen. 'Hospital!’ roept hij de voorbijgangers toe. Ze verstaan hem niet. Wíllen hem niet verstaan? Tot een gesluierde vrouw hun breed gebarend wijst: 'Tweede straat rechts!’
Bij de BETHLEHEM ARAB SOCIETY FOR REHABILITATION sluiten volwassenen op krukken en kinderen in rolstoelen hun wagen in. Wanhopig schreeuwt zij 'Kind!’ Een broeder helpt haar in een rolstoel.
En dan tronen al die slachtoffers van jaren zinloos oorlogsgeweld, de mannen, vrouwen en kinderen die zij hun vijanden moeten noemen, hen mee naar binnen. En glijdt er een last van hen af. Na een omzwerving van eeuwen, eindelijk thuis!
In vreemd-vertrouwde veiligheid. Zodat de geschiedenis en het leven opnieuw kunnen beginnen.
Nu voor goed?
'En ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene.’ (Lucas2,7)
Jos Smeets o.p.