oen in 1958 Edward Schillebeeckx vanuit Leuven hoogleraar dogmatiek werd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen werd de Nederlander Andreas Maltha gepasseerd. Wie was deze Maltha, wat waren de drijfveren van deze hoeder van de rechtgelovigheid en 'te Romeinse theoloog’, maar ook spirituele en meelevende pastor? Een portret door kerkhistoricus Guus Bary.
Dit is een ingekorte versie van een artikel in de rubriek 'Galerij’ van het Vlaams-Nederlandse tijdschrift Dominicaans Leven.
door Guus Bary
Henricus Cornelis Maria Maltha werd geboren op 4 december 1904 in Rotterdam. Hij kreeg de kloosternaam Andreas, Dries voor zijn confraters. Hij studeerde in Zwolle en Huissen en werd in 1930 priester gewijd. Hij deed vervolgstudies aan het Angelicum, de dominicaanse universiteit in Rome, en haalde zijn doctorstitel al in 1933. Tot 1942 doceerde hij er het college &klein dogma’ en deed aanvullende studies. In 1950 werd hij &magister in de theologie’, de hoogste titel in de dominicanenorde.
Dries Maltha o.p.
Een behoudend tegengeluid
Vanaf 1942 doceerde Maltha aan de dominicaanse universiteit in Fribourg (Zwitserland). In 1946 werd hij naar Nederland gehaald, om regens studii (verantwoordelijke voor de studies) te worden. Zijn woon- en werkplek werd het Albertinum in Nijmegen. Hij doceerde er de Summa van Thomas van Aquino, vanaf 1960 &dogmatiek’ geheten. Regens bleef hij tot 1958, doceren deed hij tot 1966.
Maltha werd samen met onder meer kapelaan Simonis, de latere kardinaal, door de Nederlandse bisschoppen op persoonlijke titel benoemd als lid van het Nederlands Pastoraal Concilie (1966?1970), om een conservatief tegengeluid te laten klinken ten opzichte van de veelal progressief-kritische gekozenen. In 1969 werd hij benoemd tot lid van de pauselijke theologencommissie, een functie die hij tot 1974 vervulde.
Na zijn docentschap was hij vooral pastoraal werkzaam en onderhield hij met tal van mensen, vooral zusters dominicanessen, veelvuldig contact. Na een laatste zwaar levensjaar stierf Dries Maltha op 22 augustus 1994 in Nijmegen.
Trouw aan de onvervalste leer
In Rome werd Dries Maltha gewaardeerd als een uitstekende professor, een secure theoloog en een modelreligieus. Tijdens zijn langdurige verblijf in Rome werd hij een neothomist pur sang, compromisloos gekant tegen nieuwe inzichten of persoonlijke interpretaties. Hij had het, terug in Nederland, als regens en seminarieprofessor dan ook niet gemakkelijk. De nouvelle théologie was hem een gruwel.
Maltha botste meer dan eens met collega-professoren in het Albertinum. Diegenen onder hen die het bouwwerk van Maltha tartten, konden niet vrijuit theologiseren. De jonge priesterstudenten begrepen dat ook: tegenover het zelfstandig leren denken, dat in de filosofie in Zwolle een centrale plaats innam, stond hier het kerkelijk systeem van de klassieke theologie bovenaan.
Gepasseerd
In 1958 werd Maltha gepasseerd bij de benoeming van een nieuwe hoogleraar dogmatiek aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Na het emeritaat van Piet Kreling op de leerstoel dogmatiek werd zijn tien jaar jongere Vlaamse confrater Edward Schillebeeckx naar Nijmegen gehaald. Voor Maltha een zware slag, ook omdat hij Schillebeeckx begin jaren vijftig in zijn lijst van &foute’ theologen had geplaatst. Maar zijn omgang met Schillebeeckx in het Albertinum was vriendelijk en hoffelijk, zoals met iedereen. Over botsende theologische opvattingen werd niet persoonlijk gesproken.
In hetzelfde jaar kwam er een einde aan Maltha’s functie van regens. En toen in 1966 de opleidingen van Zwolle (filosofie) en het Albertinum gecombineerd werden in een nieuw studieprogramma, kon hij geen docent meer blijven. Daarmee kwam ook een eind aan het wetenschappelijk onderricht van een theoloog, die zo eigenzinnig was dat er geen plaats was voor betrokkenheid bij de toenmalige filosofie en maatschappij.
Confrontatie
Met zijn medebroeder Servatius (Jan) van der Ploeg steunde Maltha de verontruste conservatieve katholieken die na het Tweede Vaticaans Concilie het tijdschrift Confrontatie hadden opgericht. Daarin richtten auteurs hun pijlen op iedereen die in hun ogen afweek van de rechte leer en zich bezondigde aan 'neo-modernisme’.
Ten onrechte zijn Maltha en van der Ploeg in de literatuur vaak in één adem genoemd. Van der Ploeg schreef herhaaldelijk klaagbrieven naar Rome waarin hij de Vaticaanse instanties informeerde over de dingen en de mensen die hem niet zinden. Zo was Maltha niet. Allesbehalve een klokkenluider. Maltha bleef voor tal van mensen een spiritueel en beminnelijk man. Hij trok zich terug van besprekingen waar hij het onmogelijk mee eens kon zijn, maar was geen voortdurende stoorzender.
Sleutelfiguur
Als regens studii en magister in de theologie had Maltha veel invloed in de Nederlandse provincie. Na 1965 werd de leiding van de provincie wat progressiever en raakte Maltha wat geïsoleerd. Hij liet zich wel tegenover zusters ontvallen dat hij het met veel niet eens was in het Albertinum. Op oudere leeftijd werd hij daarbij milder en waardeerde de zorg van zijn medebroeders. Bij zijn overlijden werd uitdrukkelijk gesproken over zijn pastorale en menselijke eigenschappen.
Maltha heeft ontzettend veel geschreven, maar veel ervan is onuitgegeven. Er is berekend dat hij zo’n 20.000 pagina’s heeft nagelaten. Hij wilde vooral alles op de juiste wijze verklaren en in het licht van het kerkelijk leergezag beschrijven. Ik stip vier publicaties aan uit verschillende periodes.
– In 1951 publiceerde hij samen met Willem Thuijs die in Zwolle doceerde, Katholieke dogmatiek. In dit handboek, van klein formaat maar wel 1026 bladzijden, is hij de bewerker vanaf bladzijde 461 met een reeks tractaten over Christus, Maria, sacramenten en de leer der uitersten.
– In 1958 verscheen De Nieuwe Theologie. Informatie en oriëntatie, met een beschrijving en &een poging tot beoordeling’ vanuit de Kerk.
– In het woelige jaar 1968 schreef Maltha Geloofstrouw in onze dagen. Pleidooi voor soepele zekerheid inzake het katholieke geloof.
– In 1986 liet hij in een brochureachtig boekje (124 blz.) zijn licht schijnen op Het geluk van de goede mens.
Een poging tot balans
Velen in het naoorlogse katholiek Nederland hebben moeite gehad met de manier waarop Maltha de theologie vorm gaf. Maar bij een poging tot balans mogen we ons ook de latere Maltha voor ogen houden. Die trok vaak te voet door Nijmegen naar de zusters. Met zijn lichtelijk voorovergebogen, ascetisch uiterlijk (maar hij leefde ook zo), in een lange zwarte jas over zijn witte habijt als dagelijkse dracht, was hij in het postconciliaire Nijmegen een opvallende verschijning.
Diverse mensen vroegen in de spreekkamer van het Albertinum zijn raad. Met het klimmen der jaren groeide zijn mildheid, met begrip en ruimte voor mensen die in hun persoonlijk leven niet aan de normen van de kerk konden voldoen. Met de communiteit sprak Maltha – in mijn beleving – niet veel; recreaties waren niet aan hem besteed. Het koorgebed sloeg hij nooit over. Zijn preken bleven even traditioneel fijnzinnig theologisch doordacht, echter zonder enige positieve hint naar de actualiteit.
Guus Bary