Studeren in Rome is mooi, is prachtig. Maar nergens zul je je als leek zo leek voelen als op een Romeinse pauselijke universiteit. Op het Angelicum, waar ik colleges volg, zie je dat er drie standen zijn’, zo meldt lekendominicaan en pastor met verlof Sipke Draisma.
Sipke Draisma voor het Angelicum, de dominicaanse pauselijke universiteit
Allereerst zijn er de jonge priesters, veel uit de Verenigde Staten, zonder uitzondering allemaal met priesterboord. Het is de Johannes Paulus II generatie: erg sociaal bewogen en erg vroom. Ik kijk er al niet meer van op als tijdens een pauze zo’n jongen roept: Hey, come on guys, we gonna meet Jesus! en dan met zijn maten naar de kapel vertrekt om daar voor het uitgestelde Sacrament neer te knielen.
Die vrome vanzelfsprekendheid heeft voor mij, nuchtere Nederlander, iets vertederends en iets stuitends. Vertederend omdat Christus blijkbaar zo nabij ervaren wordt door deze jongens. Stuitend omdat ik ook enig geweld ervaar in de uitnodiging: als je niet meekomt dan hoor je er niet bij.
Nu ben ik met ere vrij van deze devotie want het is toch vooral iets van de priesterjongens onderling en ik behoor zonder boord duidelijk tot een andere klasse. De pauzetijd gebruik ik dus maar voor het nuttigen van een uitstekende cappuccino in de universiteitsbar á tachtig cent. Ook een genademiddel maar dan van een andere soort.
De priesterjongens worden er voortdurend in bevestigd dat zij van een bijzondere klasse zijn. Topklasse dus. De eredivisie van de kerk. Laatst zei een professor eigenlijk zonder enige aanleiding tijdens een college: wie van jullie is eigenlijk priester? De helft van de aanwezigen stak zijn hand op. ‘O kijk toch eens naar al die geconsacreerde handen’, zei de prof bewonderend, ‘ik zal vanavond speciaal voor jullie bidden’. En enkele seconden later: ‘En voor jullie, zusters en leken. Maar vergeten jullie vooral niet om ook voor jullie priesterstudenten te bidden’.
De tweede klasse is die van de nonnen, de zusters, met habijten en sluiers in alle kleuren van de regenboog. Ook zij drommen buiten lestijd samen zonder contact te maken met de priesters en de leken. Zo luid als de priesterjongens zich gedragen, zo ingetogen zijn deze vrouwen Gods, van wie de leeftijd uiteenloopt van begin twintig tot begin zeventig.
De derde stand is de klasse van de leken. Daar behoor ik dus toe. Een vreselijk aardige jonge priester uit Korea heeft me weken geprobeerd over te halen om vooral toch de colleges over de positie van de leek in de kerk te volgen. Hij gaf op toen ik zei dat ik al een leek was en daar niet meer voor hoefde te leren maar dat het voor hem als priester dus heel interessant zou zijn…
Ik vertelde onlangs deze ervaringen aan enkele professori tijdens de maaltijd in het Benedictijnenklooster Sant’Anselmo waar ik woon. Zij vertrouwden me toe dat er nog een vierde stand is, lager dan de leken. Dat kan toch niet, was mijn verweer, wij zijn als leken toch al bottom-line? ‘Jazeker kan dat, antwoordde één van de padri professori. ‘Priesters die het ambt verlaten vanwege een huwelijk: zij vormen de vierde stand. Zij kunnen op maar weinig respect rekenen in dit land’.
’s Avonds heb ik toch maar stevig voor de priesterjongens gebeden. Ze kunnen immers dieper vallen dan ik.
Lekendominicaan en pastor Sipke Draisma is van oktober tot en met januari 2009 op sabbatsverlof in Rome. Klik hier voor zijn weblog.