et een economische crisis en een crisis in de kerk, hopen de heiligen dat ze wat meer te doen krijgen. Nu worden er weinig kaarsjes bij hun voeten gebrand, maar misschien verandert dat. Een discussie in een lege kerk, opgetekend door zr. Christa Hijstek o.p.
Het is donker, koud en stil in de kerk. Alleen bij het tabernakel brandt het vlammetje van de godslamp. Ineens wordt de stilte verstoord:
'Wat is het toch saai tegenwoordig’, bromt het beeld van Antonius van Padua, de patroon van alle sloddervossen. 'Ik verveel me. Niemand heeft mij meer nodig wanneer er iets zoek is.’
Duur
'Ik ben ook werkeloos,’ zucht het beeld van de heilige Apolonia. 'Het lijkt net of niemand meer last van kiespijn heeft.’
'De mensen gaan naar de tandarts, dat helpt veel beter’, merkt Sint Joris op.
'Houdt moed, Appolonia’, zegt Judas Taddeus. 'De tandarts wordt zó duur dat de mensen het niet meer kunnen betalen. Ze komen beslist binnenkort weer kaarsjes bij jou branden, als hun smoel zeer doet.’
'Alles wordt duurder, dus de mensen worden arm, dan hebben ze mij ook nodig’, klinkt het uit een donkere hoek waar een stoffig beeld staat.
'Och hemel, Benedictus Labre, ben jij er ook nog,?’ reageert Antonius verwonderd. 'Ik dacht dat de vlooien jou al lang opgegeten hadden.’ Benedictus Labre, de patroon van armen en zwervers en in zijn leven zelf een wandelende voddenbaal, krabt eens in zijn oksel en slaat zijn ogen ten hemel bij zo’n domme opmerking.
Hopeloze zaken
Er ontwikkelt zich een discussie over welke heilige het eerst weer werk zal hebben. Judas Taddeus is ervan overtuigd dat de mensen dringend om zijn diensten zitten te springen. Hij is immers de patroon van hopeloze zaken.
Daar is iedereen het mee eens, want het is echt een hopeloze toestand in de kerk; met regeltjes en voorschriften krijg je daar geen verbetering in. Integendeel, daardoor wordt het nóg erger. De mensen moeten weer vertrouwen krijgen in God en… in zijn grondpersoneel.
'Dan heb je eerst mij nodig’, vindt Sint Joris. 'Ik kan draken bestrijden. De draken van angst, wantrouwen, het streven naar macht en het verlangen om carrière te maken.’
Christa Hijstek is dominicanes van Bethanië. Het beeld van de heilige Judas Taddeus staat in Venray.
'Met mijn fakkel kan ik de kerk wat licht geven en de mensen laten zien dat je geloven samen doet en dat naastenliefde de basis is’, mengt Sint Dominicus zich in het gesprek.
'Dan ben ik weer overbodig, dan is het niet hopeloos meer’, moppert Judas Taddeus. 'Hoe erger het wordt, des te beter is het voor mij. Dan komen de mensen weer kaarsjes bij mij opsteken en heb ik geen last meer van koude voeten.’
'Laat die tandartsen dan maar snel onbetaalbaar worden’, zegt Appolonia, 'want ik vernikkel ook van de koude.’
'Laten wij maar gaan bidden’, zegt Dominicus. 'Want al vergeten de mensen ons; wij vergeten hén niet.’ En zoals vaker gebeurt: in een discussie heeft deze heilige het laatste woord.