p de zondagen van de advent maken lekendominicanen een bezinnend moment. Een mijmering van Marie José Dusseldorp OP.
Evangelie van vandaag: Marcus 1,1-8, ‘Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht’.
Marie José Dusseldorp OP
Het mijmeren over deze woorden leidde tot het lied dat centraal staat in deze bijdrage: Nacht van Droom en Verlangen.
Het is eén van de nieuwere advents- en kerstliederen, een tekst van Jannet Delver op muziek van Tom Löwenthal.
Je moet het eigenlijk horen. Het staat op de CD Tussen de Tijd van het Nieuw Liedfonds (1997).
Neem een ogenblik rust…
Wat valt er te verwachten in deze donkere tijden waarin ieder houvast ons dreigt te ontvallen en de wereld vol geweld en onmin is?
Ik zoek dan naar woorden en muziek die op de een of andere manier laten doorklinken dat door de geschiedenis heen het kwaad niet het laatste woord heeft.
Zo kwam ik uit bij dit lied: Nacht van droom en van verlangen. Het trekt deze weken met mij mee, misschien heeft u er ook iets aan. Het schoot me te binnen toen ik van de week op een morgen – in het donker nog – bij ons in Zwolle richting de Veerallee fietste om de lauden te bidden met de broeders die daar hun thuis hebben.
Nacht van droom en van verlangen
draagt het schemerlicht ternauwernood.
Onuitwisbaar groeit verlossing
in de barensweeën van de tijd.
Onmiskenbaar moe gedragen
wijkt het duister voor het volle licht.
Dan zingen sterren van de hemel
één voor één
rivieren dansen de woestijn in
meer dan twee
wij lopen recht op kronkelpaden
naar jou toe.
Al fietsend bedacht ik: wat lééft er in die donkere huizen waar her en der een lamp brandt, aan dromen, aan verlangen?
Het is ook een vraag aan mezelf en aan jou die dit leest. Moegedragen ben je toch, soms? Je verlangens, je dromen, ach… wat komt ervan… Laat het maar niet toe, het schemerlicht verdraagt het ternauwernood.
Maar dan! Juist als je tot in je diepste diepte moe bent van dat alles, als je voelt dat je ziel het er bijna bij wil laten zitten… dan, wonder van Godswege, dan wijkt het duister voor het volle licht.
Dat overkwam mij op die fiets terug naar huis vanaf de Veerallee, na het ochtendbidden, bij het opkomen van de zon, maar dat mag ieder van ons overkomen.
Als het duister wijkt, gaat het anders klinken
En als het duister wijkt, gaat het heel anders klinken, beluister het, één en al vitaliteit en beweging, zingende sterren, dansende rivieren, wij, recht lopend op kronkelpaden….
Van mijn part met je stok of je rollator, met je rolstoel of je skateboard, maar we gáán. Kom in beweging. Waarheen? Naar Jou toe!
Niet meer benauwd en terneergeslagen, maar voluit gaan in het Licht, opstanding en nieuwe geboorte. Het besef dat er Eén is die in dat schemerdonker in en om ons heen doorbreekt met Licht, in de wereld, in de mensen, soms even, onstuitbaar.
Ik ben ieder jaar weer blij dat het Advent wordt en we het nieuwe mogen verwachten. En nee, daarmee is de ellende de wereld nog niet uit, maar een begin in je eigen binnenste is toch al heel wat, nietwaar?
Het verlangen, het groeien en het wijken van duister
En als dat begin in jou dan gaat uitstralen naar buiten en het schemerdonker van iemand anders doorbreekt, en als die dan op haar beurt…
In het lied gaan de twee geluiden uiteindelijk door elkaar heen lopen: het verlangen, het groeien en het wijken van duister – en de beweging die daardoor ontstaat. Zo werkt het denk ik ook in ons, het blijft een leven van duister en licht, van hoop en vrees, van vallen en opstaan.
En ik kan het niet laten: nog zo’n lied waarin gedroomd en verlangd en gehoopt wordt… Een nieuwe wereld, we zien ernaar uit.
Dat een nieuwe wereld komen zal… (Huub Oosterhuis, Antoine Oomen).