oms wordt Mariadevotie een soort machovertoning, vindt dominicaan Richard Steenvoorde. 'Als we haar bestempelen als krachtvrouw, hebben we dan ook oog voor de bron waaruit zij haar kracht haalt?’
Rotterdam, 10 juni 2023, foto Maarten Laupman
Salve Regina. Iedere dag van de week klinken deze woorden in vele kloosters als afsluiting van het avondgebed. En ook wij broeders dominicanen in Rotterdam zingen iedere avond het Salve.
Salve Regina, mater misericordiae… Wees gegroet koningin, moeder van barmhartigheid.
Het is niet zomaar een vrolijk liedje voor Maria, het is een bloedserieuze smeekbede. Het leven is zwaar, zo stelt de tekst, het is een tranendal. En het enige wat de zangers vragen is of Maria hun Jezus wil laten zien.
Door de eeuwen heen is dit lied herhaald. En nog steeds klinkt het in de steden, in kloosters, in bejaardenhuizen, maar ook in de kapotgeschoten steden van Oekraïne en elders in de wereld, in sloppenwijken en vluchtelingenkampen.
O clemens o pia, o dulcis virgo Maria… O goedertieren, o liefdevolle, o zoete maagd Maria. Het zijn eeuwenoude woorden waar ontelbaar veel mensen troost uit hebben geput. In Lourdes, in Fatima of in onze kapel hier in Rotterdam.
Ik heb al een moeder en die is krachtig genoeg. En dat waren mijn oma’s ook.
Maar al die ontroering, al die moederlijke aandacht, het zit me niet lekker. Ik heb al een moeder en die is krachtig genoeg. En dat waren mijn oma’s ook. Dus wat sta ik hier nu te doen met mijn roep aan de moeder van barmhartigheid?
Weet je wat ik het lastigste vind aan veel Maria-devotie in de kerk waar ik toe behoor, is dat het al snel zo’n macho vertoning wordt.
Laat ik het uitleggen. Mij is opgevallen dat hoe groter de Mariaverering in een kerk is, hoe minder ruimte er voor andere vrouwen in de kerk is. Anders gezegd, het lijkt wel of veel mannen met een grote devotie tot Maria, andere vrouwen niet meer zien staan. En dan gaat er iets fout.
Dat gevoel krijg ik nog sterker als ik Maria in zuurstokroze en blauw voorbij zie komen, haar kracht en vrouwelijkheid gereduceerd tot een zoethoudertje voor vrome zielen.
Rotterdamse Madonna van Gérard Héman (1914-1992), in de Mariakapel van Het Steiger.
Lezend in de Bijbel zie ik namelijk een hele andere Maria, een vrouw die staat in de lijn van vrouwelijke profeten uit het Oude Testament. Een vrouw die misschien niet veel zegt, maar prima voor zichzelf kan opkomen en geduld heeft.
En als ze spreekt, zoals in het evangelie volgens Lucas dan vlamt het. Dan gaat het niet over een stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw, maar om een revolutie zonder weerga:
Als Maria over God spreekt dan gaat het over een revolutie waar God zich laat gelden met een krachtige arm, waarin hij vermetelen uiteen drijft, en machtigen stoot van hun troon. Een God die eenvoudigen aanzien geeft, en behoeftigen overvloed, terwijl rijken met lege handen achterblijven. Maria verkondigt de ultieme gerechtigheid aan van God, maar het is een gerechtigheid die geleid wordt door Gods barmhartigheid.
Later zal haar zoon Jezus in praktijk brengen wat Maria heeft aangekondigd
Ook die woorden klinken iedere dag in onze kapel. De woorden van een rebelse Maria, de woorden van een revolutionair. Maar ze rebelleert niet tegen God, ze zet zich niet af tegen mannen of tegen het geloof, maar komt op voor een visioen van een samenleving met gerechtigheid voor iedereen, gericht op God.
Later zal haar zoon Jezus in praktijk brengen wat Maria heeft aangekondigd. Zo moeder, zo zoon. Het zou Hem zijn leven kosten. En Maria was daar getuige van, staande aan de voet van het kruis. Bijna niemand kon dat lijden aanzien, maar zij stond daar. Niet een zuurstokroze zoethoudertje, maar kwetsbaar en gebroken, zonder woorden.
Toon ons Jezus bidden religieuzen en anderen wereldwijd. Maar kunnen we die aanblik van een man dood aan het kruis wel aan? Maria toont ons Jezus, als belofte, als kwetsbaar kind, als vluchteling, als eigenwijze tiener, als beginnend profeet in Kana, én als slachtoffer aan het kruis.
Durven we haar serieus te nemen?
Maria is geen oergodin, maar gelooft in God. Maria is geen medeverlosser, maar toont ons haar zoon die ons bevrijdt van wat ons tegenhoudt om echt gelukkig te worden in dit leven met elkaar en met God.
Haar kracht is niet dat ze zichzelf wegcijfert, haar kracht is dat ze haar Zoon, God met ons, centraal stelt in haar leven. Haar kracht is dat ze is blijven geloven in het komende koninkrijk van God, kome wat komt.
Daarom heb ik een vraag: als wij Maria centraal stellen, durven we haar dan ook serieus te nemen? Als we haar bestempelen als krachtvrouw, hebben we dan ook oog voor de bron waaruit zij haar kracht haalt? Durven we te zien wie zij centraal stelt in haar leven? Om wie en waar het echt om gaat?
Richard Steenvoorde OP
Uitgesproken bij het evenement ‘Heilige Huisjes’ op 10 juni in Rotterdam