Het komend koninkrijk als experiment.’ Dat is de titel van het proefschrift waarmee dominicaan Richard Steenvoorde op 27 januari promoveerde. Ondertitel: 'Een politieke theologie van het religieus leven.’
Onderstaande tekst is de Nederlandse samenvatting van het Engelstalige proefschrift.
Vanaf het begin hebben dominicanen ervoor gekozen om als religieuzen midden in de samenleving te willen staan. Richard Steenvoorde OP onderzoekt in zijn proefschrift aan de KU Leuven de politieke kanten van die keuze. Daarbij gaat het dan niet over de steun aan de een of andere politieke partij, maar om de relatie tussen religieus leven en de wetten en het bestuur van een samenleving.
Aanleiding van dit onderzoek was een oproep, in een lezing uit 2009, van de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben aan de kerk in Parijs om haar messiaanse missie serieus te nemen en zich niet door het politieke systeem te laten inkapselen.
Richard Steenvoorde ontving na de plechtigheid traditiegetrouw een Mariabeeld 'Sedes sapientiae', zetel der wijsheid, van prof. Joris Geldof, decaan van de theologische faculteit Leuven
Het woord ‘messiaans’ betekent bij Agamben twee dingen. Aan de ene kant verwijst het naar een politieke tegenkracht die de dwingende logica van wetten en bestuur kan stoppen. De recente toeslagenaffaire in Nederland laat zien dat er behoefte is aan zo’n tegenkracht.
Aan de andere kant wijst het woord messiaans bij Agamben ook op het komende koninkrijk en de terugkomst van Jezus Messias. Een deel van de oproep van Agamben aan de kerk is dus eigenlijk een vraag. Gelooft de kerk nog wel in de relevantie van het komende koninkrijk van God voor haarzelf en voor de samenleving?
Het religieuze leven kan als een voorbeeld dienen van hoe regels kunnen bijdragen aan het welzijn van mensen
Agamben onderbouwde zijn oproep met verschillende boeken waarin hij een paar dingen laat zien. Ten eerste, in navolging van de omstreden jurist Carl Schmitt, laat hij zien hoe belangrijke politieke concepten een verborgen theologische inhoud hebben die nog steeds meeklinkt.
Ten tweede laat Agamben zien dat door het negeren van de theologische samenhang tussen politieke ideeën over wet en bestuur, het systeem langzaam maar zeker ontspoort en kwetsbare burgers niet langer beschermt maar tot slachtoffer maakt.
Ten derde bekijkt hij of er in het religieuze leven van benedictijnen en franciscanen voorbeelden te vinden zijn van een omgang met wetten en regels die mensen daarbuiten zouden kunnen helpen om de oververhitting en ontsporing van het recht te stoppen. De messiaanse roeping van het religieuze leven is dan om als een voorbeeld te dienen van hoe mensen er niet zijn voor de regels, maar hoe regels kunnen bijdragen aan het welzijn van mensen.
Op de messiaanse oproep van Agamben in de Notre Dame van Parijs aan kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en religieuzen kwam geen echt antwoord. De speech werd wel gelezen, vertaald en wetenschappelijk besproken, maar aan kerkelijke zijde bleef het stil.
Dat ongemakkelijke zwijgen van de kerk over het komende koninkrijk is niet nieuw. Al eerder, tijdens het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965), hadden de dominicaanse theologen Marie-Dominique Chenu en Yves Congar geprobeerd om de kerk te overtuigen om zichzelf te zien als een messiaans volk met een speciale opdracht in de wereld. De dogmatische constitutie Lumen gentium zegt dat ook met zoveel woorden (LG 9). Maar het concept sloeg niet aan. Toch ging het ook niet weg.
In zijn proefschrift brengt Steenvoorde de politieke messiaanse onderstroom aan het licht in het denken van Marie-Dominique Chenu, de Canadese dominicaan Jean-Marie Roger Tillard en de Iers-Engelse dominicaan Herbert McCabe. Vervolgens brengt hij deze onderstroom in gesprek met het denken van Agamben. Het gaat iedere keer om de vraag naar de politieke betekenis van religieus leven dat midden in een geseculariseerde samenleving wil staan.
Religieus leven wil laten zien dat het komende koninkrijk van God al begonnen is
Op grond van de dialoog tussen de dominicaanse tradities en Agamben komt Steenvoorde tot de stelling dat religieus leven in een onze tijd een experiment is. Religieus leven wil laten zien dat het komende koninkrijk van God al begonnen is. Sterker nog, dat het komende koninkrijk al zo sterk aanwezig is dat je kunt proberen om erin te leven.
Vervolgens gaat Steenvoorde na waar dat komende koninkrijk dan te bespeuren zou kunnen zijn. Hij kijkt naar de politieke betekenis van het koninkrijk vanaf het moment dat iemand zijn roeping onderzoekt, het habijt ontvangt en de geloften doet.
Ook kijkt hij naar de voorbeeldfunctie van de dominicaanse leefregel en de constituties en de manieren waarop in de liturgie het komende koninkrijk doorklinkt. Ten slotte bespreekt hij hoe de messiaanse dimensie een rol speelt in het dominicaanse spreken over missie, prediking en waarheid.
Als het religieuze experiment goed gaat, dan wordt het komende koninkrijk wat beter zichtbaar in de wereld. Zo kan religieus leven een teken worden in een samenleving dat er op wijst dat de manieren waarop we alles politiek en juridisch georganiseerd hebben niet zaligmakend zijn.
Steenvoorde is ook kritisch over het religieuze experiment. De recente misbruikschandalen in de kerk hebben laten zien dat gemeenschappen de schijn kunnen ophouden dat zij het komende koninkrijk van God zijn, terwijl achter de schermen mensen op een verschrikkelijke manier lichamelijk en geestelijk misbruikt worden. Het blijft dus zaak om ieder experiment, ook al loopt het – zoals de dominicanen – al meer dan 800-jaar, kritisch te blijven volgen.
Steenvoordes proefschrift raakt aan de kern van de vraag naar de betekenis van dominicaans leven en prediking in onze tijd. Met het onderzoek hoopt hij niet alleen een bijdrage te leveren aan de academische politieke theologie, maar ook aan het onderlinge gesprek tussen de leden van de dominicaanse familie over de toekomst van de gezamenlijke prediking voor het zielenheil van de mensen.