God woont eerder “overal en nergens” dan “ergens”– God is, zoals Albertus Magnus al wist, in héél zijn schepping te vinden.’
Jan van Hooydonk OP
‘De Stevenskerk profileert zich tegenwoordig als een huis van en voor de stad. Zij staat niet alleen in het hart van de stad, zij heeft ook hart vóór de stad. Dat is ook voor christenen een lofwaardig streven.
Tegelijkertijd blijft dat hart voor ons als gelovigen onlosmakelijk verbonden met het feit dat dit een gewijde plaats is. Natuurlijk, naar christelijk besef woont God eerder ‘overal en nergens’ dan ‘ergens’– God is immers, zoals Albertus Magnus al wist, in héél zijn schepping, in héél de kosmos te vinden.
Maar toch hebben wij als gelovigen behoefte aan een afgezonderde ‘heilige ruimte’, een plaats voor bezinning, gebed, dankzegging. De Stevenskerk is al 750 jaar zo’n heilige ruimte, een godshuis dus.
(…) Sprekend tijdens de overdracht aan de Stevenskerk van de reliek van Albertus citeerde theoloog Edward Schillebeeckx een kort gebed van zijn heilige medebroeder. Albertus bad vaak: “O Herr, ich wollte, das ich wäre ein Mensch nach Deinem allerliebsten Willen”. Dit kan vandaag ook ons gebed zijn: “O Heer, ik wil dat ik een mens zou zijn die leeft overeenkomstig uw allerliefste wil.”’
Uit de preek van lekendominicaan Jan van Hooydonk in de Nijmeegse Stevenskerk, waar de oecumenische gemeenschap op 4 september vierde dat dominicaan Albertus Magnus 750 jaar geleden de kerk wijdde. Lees hier de hele tekst.
In een zijkapel van de Stevenskerk wordt een reliek van Albertus de Grote bewaard.