en ontmoeting met de dood en een ervaring van totale afhankelijkheid kunnen een venster openen naar een dieper besef van wie we zijn en waarom we hier zijn. Timothy Radcliffe leeft nog en schreef erover in the Tablet.
Dit is een inkorting van het artikel dat is verschenen in het Engelse tijdschrift The Tablet. Overgenomen met toestemming van de auteur
Timothy Radcliffe OP
Ik vier deze Kerstmis en dit Nieuwjaar met extra vreugde. Niet alleen omdat ik nog leef na een zware operatie, maar ook omdat ik iets meer heb geleerd van wat het betekent om te leven. (…)
Ik werd de dag na Maria-ten-Hemelopneming in het ziekenhuis opgenomen voor een operatie voor kanker in de kaak. Die duurde 17 uur. Ik was, op een minuut of twee na, dertig uur buiten bewustzijn. Vijf weken in het ziekenhuis werden uiteindelijk gevolgd door zes weken radiotherapie. Maar op het feest van de Onbevlekte Ontvangenis voelde ik voor het eerst weer een vleugje energie. Er is nog een lange weg te gaan, maar de hoek is omgeslagen. Het is tijd om weer te proberen te verkondigen. (…)
Het trauma van deze operatie, waarbij enkele centimeters van mijn kaak werden verwijderd en vervangen door bot en weefsel uit mijn been, opende een klein venster op de Menswording, de belichaming van het goddelijke. Is zoveel religie saai omdat we God terug de hemel in hebben geschoven, ver weg van gevaarlijke intimiteit?
Thomas van Aquino beweerde dat ‘ik niet mijn ziel ben’. Als ik mijn teen stoot, heeft dat geen spirituele betekenis, maar elke spirituele ervaring is toch in onze lichamelijkheid verankerd. Nogmaals Thomas: ‘Niets is in de geest dat niet eerst in de zintuigen is.’ Ziekte dompelt ons onder in de rommelige warrigheid van ons lichamelijk leven, waar God ons omarmt, al is het met oneindige discretie.
Ziekte vaagde de identiteit weg die ik had gecreëerd en opende de deur naar een diepere identiteit. Het was een geschenk die te ontdekken. Kort nadat ik was bijgekomen op de Blenheim-afdeling van het Churchill-ziekenhuis in Oxford, zat een jonge dokter bij mijn bed en stelde eenvoudige vragen, waaronder: ‘Waar ben je?’ Ik herinnerde mij dat de plaats verbonden was met Blenheim, maar het leek niet op het paleis. Ik kon niet antwoorden. Ik hoopte dat hij me zou vragen wie de eerste minister was, zodat ik kon antwoorden dat ik niet zeker wist of Boris dat wel wist! In plaats daarvan vroeg hij me wie onze monarch was, de enige vraag waarop ik het juiste antwoord gaf.
Hij weet wie wij zijn, zelfs als wij onze oriëntatie kwijt zijn en in mist verzonken
Ik was, zei hij, gedesoriënteerd. De scheiding tussen de wereld van mijn dromen en werkelijkheid van mijn waken werd poreus. Ik las in de ogen van de verpleegsters dat ik lastig was geweest. Deze periode van verwarring duurde maar een paar dagen, maar raakte het hart van wie ik dacht te zijn: een leraar en prediker, een schrijver voor wie een zekere helderheid van geest van essentieel belang is.
De korte broosheid van mijn greep op de werkelijkheid onthulde de diepe eenheid van lichaam, ziel en geest, wier drama’s met elkaar verweven zijn. Het Woord werd vlees en omhelsde ons in onze momenten van helderheid en van verwarring. Hij weet wie wij zijn, zelfs als wij onze oriëntatie kwijt zijn en in mist verzonken. Het was een zegen om te ontdekken dat ik een broeder was van degenen die worstelen met geestesziekten.
Ik stond altijd graag vroeg op, gretig om te beginnen aan de taken van de dag, maar in die eerste weken was ik elk vermogen om te handelen kwijt. Ik lag daar maar, aangesloten op ontelbare buisjes die 12 uur per dag een suikerhoudend infuus naar binnen pompten en afval afvoerden. Ik werd voortdurend geïnjecteerd, getest, onderzocht. Zelfs toen ze waren begonnen de buisjes te verwijderen, kon ik niets, zelfs niet mijn eigen billen afvegen. Ik maakte me eindeloos zorgen of iemand me op tijd een ondersteek zou geven.
Dus ook mijn identiteit als actor was ik een tijdje kwijt. De verpleegsters en dokters deden geweldig hun best en vroegen steeds mijn toestemming voor elke ingreep. Mijn fragiele zelfgevoel werd gevoed door hun blik en aanraking, hun ogen en handen. We bestaan in de blik die anderen ons schenken.
Deze totale afhankelijkheid werd omvat door onze God, die een hulpeloze, in doeken gewikkelde zuigeling werd die tot niets in staat was, die ook zijn neus en billen moest laten afvegen, maar die door zijn moeder werd vastgehouden en gezien. Hij werd de ogen en handen van God, kijkend naar de gespannen Nathaniël, naar de twistzieke Samaritaanse vrouw bij de put, naar de verachte tollenaar Mattheüs, en hij zag Gods vrienden en stak zijn hand uit naar de zieken.
Deze verpleegsters waren dienaren en dienaressen van de goddelijke blik en aanraking, net als mijn broeders die trouw elke dag bij me kwamen zitten, zelfs als ik niets kon zeggen.
(…) Het Weesgegroet eindigt met de vraag om Maria’s gebed ‘nu en in het uur van onze dood’. Een eerdere aanval van kanker had me bewust gemaakt van mijn sterfelijkheid. Nu riep de dood me om me te vertellen dat hij op komst is. Mijn arts vertelde me dat de overlevingskans na vijf jaar voor deze operatie zestig procent is.
Is dat lang of kort? Ik weet het niet. Ik zou veel langer of veel minder lang kunnen leven, maar de oproep is toch om nu te leven. Er is geen andere voorbereiding op het eeuwige leven. Aan wie moet ik vergeving vragen? Van wie houd ik, maar heb ik het nooit verteld? Wat zijn de daden van vriendelijkheid die ik vandaag moet stellen?
Er is geen tijd te verliezen.
*
Timothy Radcliffe o.p. is een voormalig magister van de dominicanenorde. Hij is de auteur van het onlangs vertaalde Leven in volheid. Een christelijke verbeelding. Hij woont in Oxford.