Als je het mij vraagt, zeg ik nee, maar als je het mij zegt, doe ik het onmiddellijk.’ Een kenmerkende uitspraak van br. Antoon Boks, die niet gemakkelijk over zichzelf sprak, maar zich toonde in zijn daden. Zijn medebroeder Henk Jongerius herdenkt hem.
Dit is de tekst van de preek bij de uitvaart. Lees hier het in memoriam.
door Henk Jongerius o.p.
Op de avond van de dag dat ik van vakantie terugkwam, bezocht ik Antoon in het ziekenhuis waar hij de zondag ervoor was opgenomen. Hij vertelde me toen dat zijn leven voltooid was en hij geen kunstmatige verlenging of reanimatie wilde. Zijn leven was klaar en hij had vrede met wat er verder met hem zou gaan gebeuren.
Het was een bijzonder gesprek omdat het verliep in een wonderlijke rustige sfeer en achteraf besefte ik dat ik eigenlijk nooit eerder zo persoonlijk met hem gesproken had, of hij met mij, want ik heb niet zoveel gezegd. Ik hoorde naderhand dat het ook voor hem een mooi en goed gesprek was geweest.
Antoon was een man van weinig woorden wanneer het over hem zelf ging. Dat hebben wij herhaaldelijk ervaren als wij als communiteit een bezinningsdag hadden. Het leek wel alsof hij daar tegenop zag. Het is niet iedereen gegeven om over zijn persoonlijke beleving van geloof of onderlinge verhoudingen te spreken.
Zijn woorden waren de daden die hij sprak
In dat opzicht zijn de woorden van Jakobus op hem van toepassing: ‘ieder mens moet vlug zijn in het horen, maar langzaam in het spreken, en langzaam in het kwaad worden’. Misschien vond hij het belangrijker om te handelen dan om te reflecteren over zijn doen en laten, en liet hij vooral in zijn manier van doen zien wat hem bezielde en vreugde gaf. Zijn daden waren de woorden die hij sprak.
Antoon Boks o.p.
Maar elk mens ontkomt niet aan het innerlijk gesprek met zichzelf en soms kon hij zomaar stilvallen en zwijgzaam zijn. Het was dan moeilijk om te peilen wat er in hem omging en het hielp niet om er toch weer naar te vragen.
Als er echter van hem gevraagd werd om iets te doen was hij de eerste om op zo’n vraag in te gaan. Er is een woord van hem bewaard toen het ging om een tijdelijke verplaatsing van Bonaire naar Aruba dat hem helemaal karakteriseert: ‘als je het mij vraagt, zeg ik nee, maar als je het mij zegt, doe ik het onmiddellijk’.
Het was dan ook een lijfspreuk van hem om te zeggen dat hij in zijn leven alleen maar gedaan had wat hem opgedragen werd. Ik weet niet of hij zich, zoals de knechten uit het evangelie van deze dag, daardoor een onnutte knecht heeft gevoeld – dat durf ik te betwijfelen – gezien de vele verantwoordelijkheden die hij gedragen heeft zoals wij in zijn levensloop hoorden. Hij was daarin trouw, betrouwbaar en er altijd op uit om controle te hebben, zeker als het over financiële zaken ging.
Hij kon daar met groot genoegen dankbaar op terugkijken en dat deed hij in de jaren van zijn prioraat en syndicus van de provincie in de afgelopen bijna 20 jaar zeker.
Toch denk ik dat Antoon ook in die periode altijd met zijn hart in de toenmalige Antillen is gebleven. Dagelijks las hij via zijn computer het nieuws van de dag en was hij, speciaal met zijn lieve vriendin Jacintha, betrokken op wat er daar gebeurde. Zelfs als hij zijn stille dagen had, kon je hem uit zijn isolement halen door over de situatie daar te vragen. Daar is hij tot bloei gekomen, als pastoor, als docent, als lid van maatschappelijke en kerkelijke organisaties en niet voor niets ontving hij daarvoor een koninklijke onderscheiding. Zelfs toen hij tot prior was gekozen heeft hij nog menig uur besteed aan de vertaling van de voetnoten van de Bible de Jeruzalem voor de Bijbel in het papiamento.
Wellicht heeft hij zich daar ook wel de voor de Antillen kenmerkende bescheidenheid eigen gemaakt waardoor je wat beschroomd bent om anderen directe persoonlijke vragen te stellen, zeker in gezelschap. Het betekende niet dat hij geen contact hield met mensen die hij daar had leren kennen maar daarvoor gebruikte hij graag en langdurig zijn telefoon. Dat was voor hem een voortreffelijke manier om met anderen te communiceren en luisterde hij naar hen, zoals Jakobus het aanbeveelt.
Nu willen wij het beste van zijn leven bewaren als zijn testament
Ik weet zeker dat hij op die manier veel voor mensen heeft betekent, in het bijzonder voor zijn familie, die voor hem heilig was. Ik herinner me nog goed hoe hij alle verjaardagen niet alleen vermeldde in onze gebeden maar er ook graag, samen met Jan, naar toe ging.
Ik zei het al eerder: geen woorden, maar daden tekenden zijn zorg en genegenheid voor anderen en daar was hij trouw en helder in. Het ging hem bij wat hij deed niet om hemzelf, altijd namen anderen de voornaamste plaats in: het siert hem en is een prachtige boodschap aan ons allen want waarachtige vroomheid is – volgens Jakobus – weduwen en wezen opzoeken in hun nood zonder er iets voor terug te vragen.
Nu is, zoals hij het zelf zei, zijn leven voltooid en willen wij het beste van zijn leven bewaren als zijn testament: openstaan voor mensen en doen wat goed voor hen is. Het klinkt eenvoudig maar dat heeft hij in zijn leven geprobeerd, met vallen en opstaan. Wij begraven vandaag geen heilige – dat zou het laatste zijn wat hij wilde – maar wel een man die gedaan heeft wat het evangelie vraagt: gaan op de weg van Jezus die zich gegeven heeft aan anderen, in goede en kwade dagen.
Antoon, ik neem afscheid van je met een gedicht van Martinus Nijhoff dat de titel draagt Gedenkenis
Afgelegd is de weg
van een wieg in het westen naar een oostelijk graf,
afgelegd is de last, de pelgrimsstaf.
Wat de mens is verleend
aan middelen tot het verlengen van zijn dagen,
gezin en kerk en werk, – overgedragen.
Dan, gedoopt met de Geest
door een stralende hand die het kruisteken maakt,
de kerker open zien, de boei geslaakt.
Trouwe broeder, dat moge je gegeven zijn.
Rust in vrede!