e coronacrisis bracht lekendominicaan Karin Bornhijm naar het bijna pastorale land van Ostfriesland, dat net over de grens in Duitsland ligt. Hier vond ze een klein dominicaans spoor.
door Karin Bornhijm o.p.
Ongeveer vier uur rijden van Rotterdam ligt Ostfriesland, een dunbevolkte streek in de deelstaat Nedersaksen. Het is hier heerlijk te fietsen, terwijl de toeristische drukte alleen te vinden is aan de kust en op de zeven Duitse Waddeneilanden. Dit landschap dat voorheen grotendeels uit moerassen bestond kreeg zijn huidige vorm door de vele dijken die sinds de middeleeuwen zijn aangelegd.
In de 12e en 13e eeuw bloeide in Ostfriesland een rijk kloosterleven op. Op het hoogtepunt bestonden in dit dunbevolkte gebied 30 kloosters. In het westen van Ostfriesland werd in 1228 het cisterciënzer klooster van Ihlow gesticht, wat uitgroeide tot het belangrijkste en grootste klooster tussen Groningen en Bremen.
Zoals gangbaar in de Middeleeuwen waren kloosters hét centrum van wetenschap en dit Ihlower klooster ontwikkelde o.a. nieuwe landbouwtechnieken, legde dijken aan en verbeterde de infrastructuur.
Aan de rijke kloostertraditie kwam een einde door de Reformatie. Vrijwel alle kloosters in Ostfriesland verdwenen in rap tempo en ook het klooster van Ihlow was in 1529 dit lot beschoren. Het werd grotendeels afgebroken en de plaats waar het klooster had gestaan raakte in vergetelheid. In de jaren zeventig van de vorige eeuw besloot men om onderzoek te doen naar dit voormalige klooster vanwege zijn historisch belang voor Ostfriesland. Hierbij werd ontdekt op welke open plek in het bos het klooster had gestaan.
Tijdens de vele fietstochten door het Ostfriese land viel het ons op dat – ondanks alle ontkerkelijking die ook hier plaats vindt – er veel belangstelling is voor het verloren gegane kloosterleven. Misschien is het nostalgie en er is zeker ook toeristisch belang, maar ik denk ook dat de belangstelling voortkomt uit een verlangen naar innerlijke rust in onze jachtige wereld dat teruggegrepen wordt op deze oude en rijke traditie. Ook in het Ihlower bos treffen we onverwachts een vierplek aan en het ziet er niet naar uit dat deze openluchtkapel door de coronacrisis gekomen is.
Als blijvende herinnering aan dit belangrijke klooster bouwden de gemeente en vele vrijwilligers tussen 2005 en 2009 het silhouet van het verloren gegane klooster op ware grootte. Ondergronds kent deze plek weer een kapel waar gebeden en gevierd wordt. Waar ooit het schip van de kloosterkerk was, zijn zeven replica’s van de voormalige pilaren gebouwd, die ieder ca. 2 meter hoog zijn.
01 — 02
In deze pilaren zijn de kloostermoppen gemetseld van de verloren gegane kloostercomplexen van Ostfriesland. Een kloostermop is een middeleeuwse baksteen, die veel groter is dan de huidige baksteen. Ze werden vooral gebruikt in kloosters, kerken en kastelen. Hoe dikker de mop, hoe ouder; het huidige standaardformaat is 28,5 × 13,5 × 8,5 cm.
Ineens zien we ook de kloostermop van het dominicanenklooster van Norden. ‘Gebed gaat in de stenen zitten’, zo zei iemand ooit tegen me. Ik verbond met de broeders van eeuwen her door mijn hand erop te leggen en ik dacht aan de innerlijke strijd die ze in een moeilijke tijd gevoerd moeten hebben. Een eenvoudige kloostermop: geen grap, maar een serieuze blijvende herinnering.