at is het schraal, het samenkomen en samen vieren in coronatijd. Heeft dat ons iets te zeggen? Pastor en lekendominicaan Corinne van Nistelrooij schreef er in het Zwolse 'Presenteerblad’ een beschouwing over.
Corinne van Nistelrooij o.p.
Deze zomer staat er midden in onze tuin plotseling een dode boom. De boom die al jaren zo lekker overdadig zijn takken uitspreidde, staat er na onze vakantie maar treurig bij. Dor, droog, bruin blad in plaats van frisse bonte bladeren. Hoe kan dit? Hoezo had ik niet in de gaten dat de boom ziek stond te wezen?
Ik kijk teleurgesteld naar de kale takken en pak direct mijn mobiel om te googelen op ‘zieke boom’. Hoe kan ik dit aanpakken? Snoeien? Bemesten? Extra water geven? Ik schiet direct in de actieve modus. Want de herfstige aanblik van die anders zo bonte treurwilg wil ik zo gauw mogelijk aanpakken. Ik wil die mooie frisse bladeren terug!
Ik moest aan dit voorval denken toen ik afgelopen maanden geconfronteerd werd met alle tips en suggesties voor onze vieringen in coronatijd. Na 1 juli ging de kerk weer open voor bezoekers, maar ondertussen bleken we door corona in het hart geraakt.
Als dominicaanse geloofsgemeenschap streven we naar een inspirerende liturgie en mooie ontmoetingen. Maar in deze periode zijn de ervaringen anders. Minimale zang, de helft van de banken geblokkeerd voor bezoekers, mensen zitten als eilandjes in de vieringen. En dan het ter communie gaan! Op afstand wordt het heilige brood aangereikt, met handschoenen notabene.
Is dit eredienst? Is dit het hoogst haalbare om onze God tegemoet te treden?
Het voelt als schrale liturgie. Is dit eredienst? Is dit het hoogst haalbare om onze God tegemoet te treden? Is dit hoe we samen willen vieren en elkaar willen ontmoeten?
Massaal kwam u met tips en suggesties die gingen over hoe het mooier kan, beter, waardiger. ‘Als de zangers in het koorgedeelte zouden gaan staan, dan kan het héle koor toch weer zingen?’, ‘Als iedereen in de kerk een mondkapje op doet, kunnen we toch wel meezingen?’, ‘Als de voorgangers een mondkapje op doen, kunnen ze toch safe de communie uitreiken?’. Kortom, uw verlangen om weer als vanouds samen voluit te vieren liep als een rode draad door al die berichten. En dat is ook óns verlangen, als pastores, maar helaas is de realiteit anders.
Ook de zorg om ieders veiligheid werd bevlogen onder onze aandacht gebracht. Wij probeerden de veiligheid van kerkgangers zo veel mogelijk te garanderen, en ook op dit gebied kregen we door actieve vrijwilligers en kerkgangers vele adviezen aangereikt. Dat was fijn want het is altijd goed als mensen meedenken, dat brengt ons verder en daar staan we ook open voor. Maar tegelijkertijd is het ook lastig, want we kregen suggesties die van elkaar verschilden en bovendien: welke maatregelen zijn echt 100% veilig? En daarbij is wisselen van instructie voor iedereen onoverzichtelijk.
En zelfs: is er in onze cultuur nog wel plaats voor de dood?
Te midden van al onze zekerheden heeft het onzichtbare coronavirus met sterke arm onze kwetsbaarheid voelbaar gemaakt. En die confrontatie maakt ons onzeker. Het lijkt alsof we door onze grote welvaart, onze hoogstaande medische zorg, de steeds maar groeiende wetenschappelijke kennis van alles om ons heen, verleerd hebben hoe we met onzekerheid moeten omgaan.
Weten we nog wel raad met tegenslagen? Kunnen we nog geduldig verdriet dragen, teleurstelling aanvaarden, dealen met het onvolmaakte? Is er nog ruimte in ons leven om ongelukkig te mogen zijn? En zelfs; is er in onze cultuur nog wel ruimhartig plaats voor de dood?
Ja, we zijn goed in het wegdrukken van onze sterfelijkheid, maar het virus drukt ons met de neus op onontkoombare feiten. We ervaren dat niet alles kan, dat het leven niet perfect is. Natuurlijk wisten we dat al lang, ergens diep van binnen, maar ons verlangen naar heelheid en perfectie is zo groot!
Foto: Pixabay
Toch ligt de grond van ons christelijk geloof bij iets anders. Geloven gaat juist over de betekenis van het beschadigde leven, het gaat over oog hebben voor de kwetsbaarheid van mensen, de teerheid van het leven. We kennen allemaal Jezus houding tegenover tal van lijdende mensen.
Maar onze God ging nog verder: in zijn menswording werd hij kwetsbaar, kwetsbaar tot in de dood, om óns. Zijn laatste adem gaf Hij ons ten leven, om licht te brengen in onze duisternis. Dat maakt de God van de christenen uniek, en tevens ook voor velen onbegrijpelijk. Maar juist daarom, omdat Hij zo ver is gegaan, mogen wij vertrouwen op Hem en geloven in de kracht van kwetsbaarheid.
Hét symbool van ons geloof is een kruis met de lijdende Christus. Dat beeld is voor ons moeilijk om aan te zien, juist door de naakte waarheid van pijn en de totale overgave. In Rome, bij het generalaat van de Dominicanen, de plek waar de orde wereldwijd bestuurd wordt, staat in de houten deur van de Santa Sabina een afbeelding van de gekruisigde Christus.
Het dateert uit de 5e eeuw en is één van de oudste ter wereld. Al eeuwen lang herinnert dat kruis de mensheid er aan om onzekerheden te doorleven. Gelovend dat er een God is die zo ver gegaan is dat Hij bereid is in onze kwetsuren te gaan staan, om zo onze kracht te worden.
Momenteel leven we in een ongewisse tijd, maar ik hoop dat we ons gesterkt voelen door de draagkracht van gelovig vertrouwen.
Als we met die intentie kerk zijn, zullen zelfs een schrale liturgie of ontmoetingen op afstand ons voeden. En zullen we als kerk sámen het coronavirus overleven.
Corinne van Nistelrooij
(Dit artikel stond eerder in Presenteerblad, periodiek van de geloofsgemeenschap van het Dominicanenklooster Zwolle. De titel van dit stuk is ontleend aan ‘De kunst van ongelukkig zijn’, een boek van psychiater Dirk de Wachter)