Kopstukken

Nic Apeldoorn, 'Victor' (1908-1982)

n de Tweede Wereldoorlog speelde hij als 'Victor’ een grote rol in het verzet. Na de oorlog pleitte hij voor oecumene. Een portret van een opmerkelijke dominicaan die leefde onder het devies: 'Ondanks tegenwind en regen’.

door Anton Hendriks

Een artikel over hem had pater Nic Apeldoorn zelf niet nodig gevonden. Bij zijn zilveren priesterfeest maakten student-broeders voor hem een extra uitgave van het dominicaanse studentenblad Vinculum. Dat vond hij te veel eer: hij was ‘gewoon’ in het verzet gegleden en na de oorlog ‘gewoon’ weer aan het werk gegaan als pastor.

Nicolaas Gerardus Apeldoorn kwam uit een aannemersgezin. Na de lagere school doorliep hij het Dominicus College in Nijmegen en trad toe tot de Orde der dominicanen.

Hij werd in 1933 tot priester gewijd en in 1934 benoemd tot kapelaan aan de Provenierskerk in Rotterdam, belast met jeugdwerk. Tevens werd hij leraar godsdienst en maatschappijleer aan de ambachtsschool. In 1940-1941 werd hij moderator van de verpleegsters van het St. Franciscus Gasthuis.

Na het bombardement van mei 1940 was Rotterdam ontredderd. Toen het puin was weggeruimd werd, net als elders in Nederland, de bezetting gaandeweg grimmiger. Veel jongeren werden gesommeerd in Duitsland te gaan werken. Apeldoorn was er beducht voor dat zij daar geïnfecteerd zouden worden met de ideologie van het nazisme.

steiger rotterdam na bombardement

De verwoeste stad ter hoogte van het Steiger.

In de eerste oorlogsjaren beperkte zijn verzet zich tot hulp aan joodse families en de verspreiding van illegale bladen. In 1943 werd hij actief toen een collega van de ambachtsschool, een ex-militair, wilde onderduiken om aan dwangarbeid te ontkomen. Apeldoorn zegde zijn gezin hulp toe. Zo gleed hij het verzet in, want hij legde contacten in Den Haag om aan bonkaarten te komen.

De Provenierskerk werd in de jaren 70 afgebroken.

Ook leden van de Franciscusbrigade werden opgeroepen voor de Arbeitseinsatz. Deze brigade ontstond aan het begin van de oorlog bij de hulpverlening na het bombardement. Van deze brigade waren enkelen lid van scoutinggroep St. Dominicus, waarvan Apeldoorn aalmoezenier was. Hij regelde onderduikadressen.

Zo ontstond een klein illegaal samenwerkingsverband van kapelaans Apeldoorn en Terwindt, parochianen van de Provenierskerk, leden van de Franciscusbrigade en personeelsleden van het Franciscus Gasthuis.

Pater Apeldoorn nam in het verzet de schuilnaam Victor aan. De naam Victor (overwinnaar) is een eretitel voor de eerste christenen in Rome die vervolgd werden. Hij bouwde een breed netwerk van contacten op met pater Andreoli en de latere pastoor Harry Waldram, die veel contacten had in Brabant, en met te vertrouwen ambtenaren van het Arbeidsbureau en het Stadhuis van Rotterdam.

Apeldoorn zette een katholieke organisatie voor hulp aan onderduikers op. Deze Rotterdamse organisatie trad onder de codenaam F2 toe tot de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Apeldoorn kreeg veel hulp van de klusjesman van de Provenierskerk, Ome Willem (Willem Mulkens), die elk gaatje en elke ruimte kende en vertimmerde om onderduikers in onder te brengen.

‘Ome Willem’ (links) en ‘Victor’ in 1975 in de gewelven van de Provenierskerk.

Via de Franciscusbrigade werd ook hopman Chris Roemer betrokken, de vader van de latere SP-voorman Emile Roemer. In 26 parochies werden geestelijken aangezocht die de behoefte aan hulp in kaart brachten. De dagelijkse leiding voor de hulp lag bij Victor (Apeldoorn) en bij Karel (Bram Sijpestein), geloofsgenoot en secretaris van het Noorse consulaat in Rotterdam.

Apeldoorn was voorstander van regionalisatie vanwege het gevaar dat mensen zouden doorslaan als ze gepakt werden door de Duitsers. Op bijeenkomsten werden onderduikadressen, bonkaarten en geld geregeld. Eerst via het ambtenarenverzet, maar toen de omvang toenam door overvallen van landelijke knokploegen.

Op een geheime bijeenkomst met vertegenwoordigers uit Brabant, Gelderland en Limburg ontstond onder leiding van Victor, Karel en Toon Berger een nieuwe organisatie die gekoppeld was aan het landelijk verzet. Vergaderingen werden afwisselend op diverse adressen gehouden. De distributie van bonkaarten werd via vele tussenschakels geregeld.

In Den Haag legde hij zijn habijt af en heette voortaan Joop van Woensel.

In januari 1944 moest Victor onderduiken omdat zijn naam bij de Sicherheitsdienst bekend was geworden. Een gearresteerde onderduiker was in Tilburg gesnapt met een foto van Victor en was doorgeslagen.

Pater Apeldoorn dook aanvankelijk onder bij de familie Roemer. De pastorie werd doorzocht, waarbij de tweetalige pastoor Bartel in vloeiend Duits de SD de mantel uitveegde. Victor moest onderduiken en werd naar Den Haag gezonden om de opgerolde organisatie opnieuw op te zetten.

In Den Haag nam hij een andere identiteit aan. Hij legde zijn habijt af en heette voortaan Joop van Woensel. De provinciale vergadering verzocht Apeldoorn de leiding op zich te nemen, want niemand wilde deze hachelijke positie vervullen. Apeldoorn voerde een reorganisatie door en veranderde de open structuur door een ketenstructuur. Slechts enkelen wisten van wanten.

Nic Apeldoorn alias Joop van Woensel den haag 1944

Pater Nic Apeldoorn o.p. alias Joop van Woensel, Den Haag 1944.

Op 20 oktober 1944 werd een groep van dertig verzetsstrijders in het Franciscus Gasthuis in Rotterdam gearresteerd, ze waren bezig met het stencillen van het illegale blad De Wacht. Onder de arrestanten waren vertrouwensmannen van Apeldoorn. Sijpestein en Roemer werden ter dood veroordeeld.

Apeldoorn werd door een koerierster op de hoogte gesteld en vertrok voor overleg met de knokploeg naar Rotterdam. Zijn medekapelaan Kuhlmann arrangeerde een contact met zuster Aniceta van het Franciscus. Zij bracht Apeldoorn in contact met een patiënt die het Hoofdbureau van politie van binnen kende. Op 24 oktober pleegde de knokploeg een overval op het hoofdkantoor van politie aan het Haagseveer en bevrijdde 43 of 48 gevangenen, meer dan verwacht.

Razzia Rotterdam, november 1944

Begin november 1944 begon de laatste grote razzia. Het Franciscus Gasthuis hielp onderduikers en ontsnapte Rotterdammers. Kuhlmann dook ook onder in de Provenierskerk, samen met dertig mannen.

In de Hongerwinter wist Victor 25.000 bonkaarten te bemachtigen. De laatste maanden van de oorlog deelde hij het provinciale leiderschap met ‘Dolf’ (Edelman). Victor wist tot de bevrijding in 1945 uit handen van de Duitsers te blijven. Zijn vele contacten met mensen uit allerlei kerkelijke denominaties legde de basis voor zijn oecumenisch denken en handelen in zijn pastorale werk na de oorlog.

Hij hield contact met de gereformeerde dominee Frits Slomp (in de oorlog actief als ‘Frits de Zwerver’). Zij hielden samen vele lezingen waarin zij ook de oecumenische gedachte naar buiten brachten. Belangrijk was, dat het Duitse denken gestopt zou worden en de christelijke waarden weer werden voorgeleefd.

Pater Apeldoorn was jarenlang vicevoorzitter van de Nederlandse Federatieve Raad van het Verzet en vanaf 1969 tot zijn dood voorzitter van het Voormalig Verzet Zuid-Holland.

Na de oorlog werd hij adviseur van de Ned. Katholieke Aannemers- en Patroonsbond en pastoor van de Provenierskerk. In 1957 werd hij tot prior gekozen van het grote studieklooster van de dominicanen in Nijmegen, het Albertinum. Dat deed hij drie jaar. Ook verving hij de toenmalige provinciaal tijdens diens ziekte.

In 1960 werd pastoor van Het Steiger. Deze centrumkerk heeft hij in zijn geest geleid: zielzorg voor iedereen, met een open spreekkamer ook voor andersdenkenden. Hij stak hij zich in burgerkostuum, om de toegankelijkheid naar allerlei mensen niet te belemmeren.

steigerkerk-aan-het-hang

De vernieuwde Steigerkerk in de jaren 60.

Apeldoorn stond aan de wieg van de Telefonische Hulpdienst (nu Sensoor) en was daar vele jaren vicevoorzitter en voorzitter van. Hij zat zelf in Het Steiger in het weekend ’s nachts aan de telefoon en stichtte de federatie van telefonische hulpdiensten. Bij zijn 40-jarig professiefeest werd hem in 1968 een receptie in het Hilton aangeboden, waar 1800 mensen op afkwamen.

Voor zijn werk kreeg Apeldoorn toen het officierskruis van de Orde van Oranje-Nassau en in 1978 de Rotterdamse Wolfert van Borselenpenning, met als opschrift: Het heilig vuur van uw verzet heeft velen van de dood gered. Tevens ontving hij het Verzetsherdenkingskruis, dat hij aanvankelijk weigerde, omdat dit communist Marcus Bakker geweigerd werd.

Hij leidde als voorzitter vele jaren de herdenking op 4 en 5 mei. In 1970 vertrok hij uit Het Steiger en werd tot pastoor benoemd in algemene Dienst van het dekenaat Rotterdam. Hij overleed aan botkanker op 10 november 1982 in Maassluis. Zijn afscheidsbrief eindigde hij met een devies dat hem dierbaar was: Ondanks tegenwind en regen.

Anton Hendriks

*

Meer portretten in onze reeks kopstukken. Andere historische verhalen leest u hier.

Eerder verschenen

10 mei 2010
Leestijd 1 min

Kleine geschiedenis van Het Steiger

Lees meer