egin 2020 werd de inventarisatie van het archief van Edward Schillebeeckx voltooid. Historicus Brian Heffernan is de eerste onderzoeker die al uitvoerig in zijn archieven is gedoken. In het blad van het KDC gaf hij zijn eerste indrukken.
Overgenomen met toestemming van de auteur.
Sinds ongeveer een jaar ben ik regelmatig in het KDC om onderzoek te doen in het archief van Edward Schillebeeckx, dominicaan, hoogleraar dogmatiek in Nijmegen (1958-1982), en vermoedelijk de belangrijkste moderne theoloog van de Lage Landen.
Het onderzoek is onderdeel van een project dat door het FWO (Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen) gefinancierd wordt en waarvan Stephan van Erp aan de KU Leuven de hoofduitvoerder is. Emeritus hoogleraar Leo Kenis is er ook bij betrokken: hij kijkt vooral naar de Romeinse ‘processen’ waar Schillebeeckx mee te maken kreeg.
Ons doel is om een boek te schrijven over Schillebeeckx in de jaren 1965-2009. Mijn taak is specifiek het historisch onderzoek; behalve Schillebeeckx’ eigen archief betekent dat ook andere relevante archieven bekijken, een aantal mensen die hem goed gekend hebben interviewen, en studie maken van gedrukte bronnen zoals kranten, tijdschriften, memoires en natuurlijk van de historiografie.
Mijn doel bij het onderzoek is om een beeld te krijgen van de belangrijkste aspecten van Schillebeeckx’ leven en context in deze periode. Het – nogal brede! – criterium daarbij is zijn betekenis voor theologie, kerk en samenleving.
Belangrijk zijn de netwerken, zijn activiteiten (ook in politiek en media), de reacties van mensen op zijn werk en optreden en de beeldvorming rond Schillebeeckx. Vernieuwing van het kerkelijk leven en maatschappijkritiek waren belangrijk voor hem, maar hij was ook iemand die expliciet stond in wat hij eens de ‘grote traditie van de Catholica’ noemde. Vanuit dat oogpunt viel hij als theoloog en als persoon niet helemaal samen met het beeld van de progressieve voorman in de polarisatie. Onze intuïtie is dat dit wel eens een belangrijk resultaat van het onderzoek zou kunnen worden.
Hij was geen provocateur die zomaar wat riep, maar kon wel heel scherp uit de hoek komen.
Dat van die progressieve voorman was natuurlijk niet geheel zonder grond. Op de eerste plaats brak hij in de jaren zestig zelfbewust met de oude formuleringen in de theologie, en hij deed ook geen concessies om de lieve vrede te bewaren. Een aardig voorbeeld is te vinden in de kwestie rond De nieuwe katechismus. Schillebeeckx zat in de delegatie die door de Nederlandse bisschoppen naar Italië was gestuurd om met een Vaticaanse commissie te ‘onderhandelen’ over aanpassingen aan de tekst.
In een nota uit 1969 die in het archief zit veegt Schillebeeckx de vloer aan met de voorstellen van Rome om “de oude geloofsvoorstellingen náást de nieuwe geloofsvoorstellingen in één Katechismus te brengen”. Dat was een ‘hermeneutische fout’: het nieuwe was onze, huidige interpretatie van wat een vroegere generatie met de oude formuleringen had geprobeerd uit te drukken. Dit zegt ook iets over hoe hij zijn taak zag: de nieuwe benadering was niet vrijblijvend, zomaar een voorstel. Hij was grondig in zijn analyses, nam zijn theologie serieus en verwachtte dat anderen dat ook zouden doen.
Hij was dus absoluut geen provocateur die zomaar wat riep, maar hij kon wel heel scherp uit de hoek komen. Zijn reputatie van progressieve voorman berustte mede op zijn optredens in de media, bijvoorbeeld de vele persinterviews uit de jaren zeventig en tachtig waarin hij reageerde op kerkpolitieke ontwikkelingen. Veel van deze interviews zijn in het archief te vinden.
TV-interview met Schillebeeckx door journalist Henk Neuman voor het KRO-programma Silhouet in 1966.
Zijn stellingnames hielden natuurlijk ook verband met het feit dat hij heel wat te verduren kreeg van de officiële kerk: de drie onderzoeken die de Congregatie voor de Geloofsleer tegen hem voerde plaatsten hem vanzelf in de positie van ‘dissident’, minstens in de publieke opinie. Maar voor hem ging het met de vernieuwing uiteindelijk ook niet zonder de kerkleiding.
Hij heeft er geloof ik nooit aan gedacht om zelf de pijp aan Maarten te geven. Hij was ondanks ontmoediging door het feit dat het niet opschoot met de vernieuwing optimistisch over de toekomst. Hij zag de kritische groepen van christenen die aan de basis ontstonden als de toekomst van de kerk: “Het christendom wordt aan volgende generaties eigenlijk van onderop en niet meer van bovenaf door gegeven. Op den duur zal de officiële kerk toch van structuur moeten veranderen; ze wordt daartoe vroeg of laat gedwongen, door het wegvallen van haar leden.”
Erik Borgman en Ted Schoof hebben zojuist een boek gepubliceerd met teksten van Schillebeeckx uit de jaren tachtig. Uit een persoonlijke reflectie van hem die zij gevonden hebben – zij noemen het de ‘ladetekst’ – blijkt dat de oriëntatie van zijn denken over de kerk sinds de tijd van het Concilie was veranderd. De kerk is niet zelf het heil, maar zij thematiseert ervaringen van heil in de wereld, en doet dat in de context van de grote christelijke traditie. Verlossing bijvoorbeeld was niet iets wat zich in een onzichtbare geestelijke bovennatuur afspeelt. Wat mensen concreet aan bevrijding ervaren in de wereld: dát is verlossing.
Schillebeeckx bleef bij de heroriëntatie die de kerk leek te relativeren toch echt een churchman.
Vanuit dit bevrijdingstheologische perspectief werden allerlei maatschappelijke kwesties van het grootste belang: de bredere strijd tegen meester-knecht – verhoudingen in de wereld, tegen kernwapens en tegen milieuvervuiling. Dat was een trend, want veel progressieve christenen zagen bijvoorbeeld in vredesactivisme een nieuw forum in de samenleving voor christelijke werkzaamheid. Het ging uiteindelijk om wat er in de wereld gebeurt. Dat wordt ook uitgedrukt in het adagium extra mundum nulla salus (‘geen heil buiten de wereld om’) dat Schillebeeckx medio jaren tachtig formuleerde.
Maar één ding dat ook duidelijk wordt uit het archief is dat Schillebeeckx bij deze heroriëntatie, die de kerk lijkt te relativeren, toch echt een churchman bleef. Ik heb zijn agenda’s voor 1965- 1989 doorgenomen om een overzicht te maken van waar hij wanneer was en wie hij ontmoette. Er waren allerlei netwerken, universitair, politiek en maatschappelijk, en daaruit blijkt natuurlijk zijn verwantschap met progressieve bewegingen, zowel in Nederland als internationaal.
Maar hij maakte ook deel uit van een specifiek kerkelijk netwerk van clerici. In de jaren zestig maakten progressief en conservatief nog deel uit van eenzelfde roomse wereld, en ook voor Schillebeeckx stonden er dus etentjes met de nuntius op het programma of ontmoetingen met kardinalen, onder wie Wojtyla. Maar dit netwerk bleef langer in stand dan ik had gedacht.
Hij was in 1979 nog een belangrijke adviseur voor de Nederlandse bisschoppen bij het opstellen van hun brief over de arbeid in 1980. En er was de ‘kaartclub’ van Nederlandse priesters, ooit opgericht door bisschop Bekkers tijdens het concilie en daarna voortgezet door Bluyssen, waarvan Schillebeeckx een trouw lid was. In zijn theologisch werk bleven specifiek kerkelijke thema’s eveneens erg belangrijk, bijvoorbeeld het ambt in de jaren tachtig. Nog later keerde hij weer terug naar het thema van de sacramenten.
Een interessant punt van het archief is dat er heel veel, ik denk wel honderden, ‘gewone gelovigen’ naar Schillebeeckx schreven met reacties op zijn werk en optreden. Dat is een aparte studie waard. Veel scheldkanonnades, vooral naar aanleiding van zijn mediaoptredens. Ik vond zelfs een verkapte doodsbedreiging: “Wij willen van nu af beslist niets meer van U horen … en zullen er anders zelf op een manier waarvan ge zult staan te kijken een eind aan maken”.
Ook vóór de internetfora kon men er wat van. En een Vlaming schreef: “Was U maar in Vlaanderen gebleven!”: volgens deze scribent kwam Schillebeeckx’ ongehoorzaamheid aan het kerkelijk gezag doordat hij zich door Hollandse eigengereidheid had laten beïnvloeden.
De honderden reacties van 'gewone gelovigen' zijn een aparte studie waard.
Maar er waren ook talloze steunbetuigingen, van vrienden en bekenden natuurlijk, maar tevens van onbekende lezers. Een mevrouw uit Nijverdal schreef in 1979 in verband met zijn tweede Romeinse onderzoek: “Wat er ook in Rome met U gaat gebeuren, Uw werk [gaat] door! In ons! De gelovige uit de straat, de fabriek, de winkel, achter het aanrecht in de keuken! … Daar hebt U voor gewerkt. Daar lijdt U voor”.
Schillebeeckx als progressieve martelaar. Tussen de regels van die brieven door kom je trouwens vaak allerlei motieven tegen die achter de stellingnames schuilgingen en die weinig te maken hadden met de expliciete inhoud van de theologische polemiek. Voor zulke cultuurhistorische kwesties zal in het boek ook ruimte zijn.
Een nadeel is dat Schillebeeckx zelf niet vaak terugschreef, en bovendien ook geen dagboeken bijhield of persoonlijke notities maakte; die zijn in elk geval niet bewaard gebleven. Er zijn dus weinig egodocumenten. Wat er van zijn eigen hand in het archief zit zijn vooral aantekeningen voor zijn theologische werk, en wat ik maar even opstellen noem, dus formele teksten zoals toespraken of voorstudies van boeken en artikelen. Als persoon blijft hij voor mij daarom nog wel wat enigmatisch. Maar wie weet wat ik allemaal nog zal vinden als de coronacrisis eindelijk weer voorbij is!
Brian Heffernan is historicus, theoloog en vertaler en woont in Brussel. Klik hier voor zijn website.
door Ramses Peters (archivaris)
De totstandkoming van het archief Schillebeeckx is bijzonder. Het grootste gedeelte van zijn papieren is tijdens zijn leven, in de jaren negentig van de vorige eeuw, geïnventariseerd. Schillebeeckx is echter ook na die inventarisatie actief gebruik blijven maken van zijn papieren nalatenschap, waardoor de ordening soms danig in de war raakte.
Toen het archief vlak na zijn overlijden in 2009 naar het KDC kwam, bleek er ook nog eens veel ongeïnventariseerd materiaal aanwezig te zijn, uit de periode na de eerste inventarisatie, maar óók uit de jaren zestig, zeventig en tachtig. Zo leek een geordend archief aan de KDC-collecties te zijn toegevoegd, maar in werkelijkheid moest er ruim vierduizend inventarisnummers gecontroleerd worden of de juiste stukken wel in de juiste map zaten, of er van bepaalde artikelen niet een paar pagina’s misten, die aan een student of een collega waren gegeven of in een ander dossier terecht waren gekomen.
En dan waren er nog tientallen dozen met correspondentie, prints van verschillende versies van al dan niet uitgegeven artikelen en boeken, diskettes met dezelfde, maar soms niet precies dezelfde informatie in veelvoud. Ook dit materiaal moest nog aan het archief worden toegevoegd. Eigenlijk kon deze gigantische klus alleen gedaan worden door iemand die Schillebeeckx en zijn werk door en door kende. We hadden het geluk dat niet één, maar twee zeer goede bekenden én kenners van hem bereid waren om als vrijwilliger met de collectie aan de slag te gaan.
Hadewych Snijdewind o.p.
In 2011 begon Hadewych Snijdewind O.P. aan het herstel van de oorspronkelijke ordening van het archief, een taak die haar als kenner van het werk van Schillebeeckx – maar misschien nog wel meer als ervaringsdeskundige van zijn manier van werken – was toevertrouwd. Ze studeerde sociale wetenschappen en theologie. Ze was universitair docent aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht en aan het Instituut Thomas van Aquino in Kiev.
Snijdewind gaf een kleine zeven jaar leiding aan het secretariaat van Concilium. Internationaal Tijdschrift voor Theologie, dat onder anderen door Schillebeeckx was opgericht. Vanaf 1992 was zij zijn wetenschappelijk assistent, maar ze was al vanaf 1966 vertrouwd met zijn werk. De laatste vijf jaar van zijn leven was ze zijn mantelzorger met behulp van verpleegkundige Claire van Geene. Zij schreef onder andere Leeswijzer bij Jezus, het verhaal van een Levende (1994) en in 2015 verscheen Verhalen van een Levende. Theologische preken van Edward Schillebeeckx, door haar bezorgd.
Ted Schoof o.p.
Ted Schoof O.P. houdt zich sinds 2017 bezig met de inventarisatie van het nog niet ontsloten deel van het archief. Hij doceerde vanaf de jaren zestig tot 1994 dogmatische theologie en theologiegeschiedenis aan de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen. Daarnaast was hij redactiesecretaris van 1961 tot 2003 van Tijdschrift voor Theologie.
Schoof werkte nauw samen met Schillebeeckx, onder andere in de jaren zestig als zijn assistent op de theologische faculteit. Hij heeft verschillende publicaties over Schillebeeckx’ betekenis op zijn naam staan en meegewerkt aan uitgaven van diens werk. In de meest recente uitgave Geen heil buiten de wereld om introduceert Ted Schoof nieuwe onuitgegeven stukken van Schillebeeckx, die hij tijdens zijn werkzaamheden aan het archief heeft ontdekt.